10. legt den Mitgliedstaaten nahe, Freiwilligentätigkeiten innerhalb aller Gemeinschaften, sow
ohl realer als auch virtueller, zu fördern und zu erleichtern, zum Beispiel Freiwilligentätigkeiten in
nerhalb der Familie oder Freiwilligentätigkeiten in gesellschaftlichen Randgruppen oder Bevölkerungsgruppen, in denen Freiwilligentätigkeiten
bisher nicht üblich waren, und betont, wie wichtig es ist, die Freiwilligentätigkeit so zu organi
...[+++]sieren, dass sichergestellt ist, dass sie mit dem Familien- und Berufsleben vereinbar ist; 10. moedigt de lidstaten aan vrijwilligerswerk binnen alle gemeenschappen zowel reëel als virtueel te stimuleren en te faciliteren, bijv. vrijwilligerswerk in gezinsverband, of in marginale groeperingen of groeperingen die geen vrijwilligerstraditie kennen en het grote belang te benadrukken van het organiseren van vrijwilligerswerk, teneinde zeker te stellen dat vrijwilligerswerk te combineren is met gezins- en het beroepsleven;