Im zweiten, dritten und vierten Klagegrund führen die klagenden Parteien an, die Artikel 3 Nr. 6 und 50 Nr. 3 des angefochtenen Dekrets verstießen gegen die Artikel 10, 11, 22 und 23 Absatz 3 Nr. 3 der Verfassung in Verbindung mit Artikel 8 der Europäischen Menschenrechtskonvention und mit Artikel 9 Absatz 1 des Übereinkommens über die Rechte des Kindes.
In het tweede, het derde en het vierde middel voeren de verzoekende partijen aan dat de artikelen 3, 6°, en 50, 3°, van het bestreden decreet de artikelen 10, 11, 22 en 23, derde lid, 3°, van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 9, lid 1, van het Verdrag inzake de rechten van het kind schenden.