Die Siedler (d.h. die Buren, mehrheitlich niederländischen Ursprungs) drangen nach und nach ins Landesinnere vor, um dort landwirtschaftliche Betriebe zu gründen und Vieh zu züchten.
De kolonisten (d.w.z. de Boeren die grotendeels van Nederlandse oorsprong waren) namen geleidelijk bezit van het binnenland om er landbouwbedrijven te vestigen en zich te wijden aan de veefokkerij. De confrontatie met de inheemse bevolking, met als inzet de landerijen en de waterbronnen, eindigde met de uitroeiing of het tot slaaf maken van het grootste deel daarvan.