Der Ministerrat ficht zunächst das Interesse des ersten Klägers an der Klageerhebung an - sein bereits erworbenes Dienstalter (30 Jahre) decke die « Ertragszeitspanne » jeder neuen Ausbildung ab - und vertritt den Standpunkt, dass der vom Verstoss gegen die Artikel 16 und 23, in Verbindung mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung abgeleitete Teil des Klagegrundes « auf besonders verwirrende Weise » abgefasst sei und nicht die bemängelten Diskriminierungen erkennen lasse.
Nadat de Ministerraad het belang om in rechte te treden van de eerste verzoeker heeft betwist B de reeds verworven dienstanciënniteit (30 jaar) bestrijkt de « rendementsperiode » die elke nieuwe opleiding zou inhouden -, is hij van oordeel dat het onderdeel van dat middel, afgeleid uit de schending van de artikelen 16 en 23, in samenhang gelezen met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, « op bijzonder verwarrende wijze » is opgesteld en niet de bekritiseerde discriminaties doet blijken.