Dass die Behörden hierzu gemäss Artikel 2262bis des Zivilgesetzbuches über eine Frist von zehn Jahren verfügen, wobei diese in der Rechtssache vor dem verweisenden Richter erst am 27. Juli 1998 begonnen hat, kann in Anbetracht der Art der betreffenden Interessen nicht als unverhältnismässig angesehen werden.
Dat de overheid daartoe overeenkomstig artikel 2262bis van het Burgerlijk Wetboek over een termijn van 10 jaar beschikt, zij het dat deze in de zaak voor de verwijzende rechter pas begint te lopen op 27 juli 1998, kan gezien de aard van de belangen die in het geding zijn niet als onevenredig worden beschouwd.