- « Verstösst Artikel 235 des Strafprozessgesetzbuches, dahingehend ausgelegt, dass die Anklagekammer eine Person, die weder vom Prokurator des Königs, noch von der Zivilpartei, noch vom Untersuchungsrichter als eine Person b
etrachtet wird, der gegenüber schwerwiegende Schuldindizien vorliegen, eigenmächtig beschuldigen und an das
Korrektionalgericht verweisen kann, gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung in Verbindung mit den Artikeln 5 und 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention, indem es diesem zum erste
...[+++]n Mal von der Anklagekammer Beschuldigten unmöglich gemacht wird, eventuelle Regelwidrigkeiten, Unterlassungen oder Nichtigkeitsgründe im Sinne von Artikel 135 § 2 des Strafprozessgesetzbuches vor der Ratskammer und der Anklagekammer anzuführen, während eine Person, die vom Untersuchungsrichter beschuldigt wird, wohl über diesen doppelten Rechtszug verfügt?- « Schendt artikel 235 van het Wetboek van Strafvordering, geïnterpreteerd in die zin dat de Kamer van Inbeschuldigingstelling een persoon die noch door de procureur des Konings, noch door de burgerlijke partij, noch door de onderzoeks
rechter als persoon tegen wie ernstige aanwijzingen van schuld bestaan werd beschouwd, eigenmachtig in verdenking kan stellen en naar de corr
ectionele rechtbank verwijzen, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, samen gelezen met de artikelen 5 en 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten
...[+++] van de Mens doordat het deze voor de eerste maal door de Kamer van Inbeschuldigingstelling inverdenkinggestelde onmogelijk wordt gemaakt eventuele nietigheden, vormverzuimen of onregelmatigheden voor de Raadkamer en voor de Kamer van Inbeschuldigingstelling, zoals voorzien bij artikel 135, § 2, van het Wetboek van Strafvordering, aan te voeren terwijl een persoon die door de onderzoeksrechter in verdenking werd gesteld dergelijke dubbele aanleg wel bezit ?