Folglich gewährleisten beide Zusammenarbeitsabkommen einerseits die funktionale Autonomie der Vertreter und der Attachés der Gemeinschaften und der Regionen bei der Ausführung der Aufgaben, die zur Zuständigkeit der Gemeinschaften oder der Regionen gehören, gewährleisten aber andererseits die grundlegende Einheit der diplomatischen oder konsularischen Vertretungen im Ausland.
Bijgevolg waarborgen beide samenwerkingsakkoorden, enerzijds, de functionele autonomie van de vertegenwoordigers en de attachés van de gemeenschappen en de gewesten in de uitoefening van de taken die tot de bevoegdheid van de gemeenschappen of de gewesten behoren, maar waarborgen zij, anderzijds, de organieke eenheid van de diplomatieke of consulaire zendingen in het buitenland.