Mit der ersten Vorabentscheidungsfrage möchte das vorlegende Rechtsprechungsorgan vom Gerichtshof erfahren, ob der vorerwähnte Artikel 37 mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung vereinbar sei, insofern er die verschiedenen Arten von Schuldforderungen in Bezug auf Leistungen, die im Zeitraum der gerichtlichen Reorganisation erbracht worden seien, je nach ihrem gesetzlichen oder vertraglichen Ursprung unterschiedlich behandele.
In een eerste prejudiciële vraag wenst het verwijzende rechtscollege van het Hof te vernemen of het voormelde artikel 37 bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het een onderscheiden lot voorbehoudt aan de verschillende soorten van schuldvorderingen die beantwoorden aan prestaties uitgevoerd in de periode van gerechtelijke reorganisatie, naar gelang van de wettelijke of contractuele oorsprong ervan.