(2) Als „restliche Waren“ im Sinne von Absatz 1 gelten die bei den Prüfungen, Analysen oder Versuchen anfallenden Erzeugnisse oder die nicht tatsächlich verwendeten Gegenstände.
2. Voor de toepassing van lid 1 wordt onder „overblijvende producten” verstaan, producten die voortkomen uit de onderzoeken, analyses of proeven, dan wel goederen die niet daadwerkelijk zijn gebruikt.