Für die Zwecke dieses Absatzes bezeichnet ‚Varianzmaßstab 1‘ die Gewinn- und Verlustvarianz der Bewertungsexponierung auf der Grundlage des nicht verringerten Bewertungsinputs und bezeichnet ‚Varianzmaßstab 2‘ die Gewinn- und Verlustvarianz der Bewertungsexponierung auf der Grundlage des nicht verringerten Bewertungsinputs abzüglich der Bewertungsexponierung bei verringertem Bewertungsinput.
Voor de toepassing van dit lid wordt verstaan onder „variantiemaatstaf 1”: winst- en verliesvariantie van de waarderingsblootstelling op basis van de niet-beperkte waarderingsinput, en onder „variantiemaatstaf 2”: winst- en verliesvariantie van de waarderingsblootstelling op basis van de niet-beperkte waarderingsinput minus de waarderingsblootstelling op basis van de beperkte waarderingsinput.