Mit der in Artikel 19 Absatz 1 Nr. 4 des Gesetzes vom 20. September 1948 und in Artikel 59 § 1 Nr. 4 des Gesetzes vom 4. August 1996 festgelegten Wählbarkeitsbedingung, die aus der Stellungnahme Nr. 196 vom 30. April 1964 des Nationalen Arbeitsrates abgeleitet ist, wollte der Gesetzgeber vermeiden, « dass die Mitglieder der Betriebsräte ihre Laufbahn unbegrenzt verlängern dank einer möglichen neuen Wahl » (Parl. Dok., Kammer, 1965-1966, Nr. 264/1, S. 2; siehe auch Parl. Dok., Senat, 1966-1967, Nr. 59, S. 3).
Met de in artikel 19, eerste lid, 4°, van de wet van 20 september 1948 en de in artikel 59, § 1, 4°, van de wet van 4 augustus 1996 bepaalde verkiesbaarheidsvoorwaarde, die is geïnspireerd op het advies nr. 196 van 30 april 1964 van de Nationale Arbeidsraad, beoogde de wetgever te vermijden « dat de leden van de ondernemingsraden hun loopbaan onbepaald verlengen dank zij een mogelijke nieuwe verkiezing » (Parl. St., Kamer, 1965-1966, nr. 264/1, p. 2; zie ook Parl. St., Senaat, 1966-1967, nr. 59, p. 3).
