Traduction de «verjährung bestimmt würde » (Allemand → Néerlandais) :

TERMINOLOGIE

an den Proben wurde die Vickershaerte bestimmt
de Vickers-hardheid wordt op de proefstukken bepaald

die Dosis wurde mit der Filmschwaerzungsmethode bestimmt
de dosis werd gemeten volgens de fotografische methode ( zwarting van films )

TRADUCTIONS EN CONTEXTE

2° in Papierform oder in elektronischer Form, die Belege für Ausgaben, die sich aus einer Beziehung mit einer Drittperson ergeben und in Artikel 37 genannt werden, während desselben Zeitraums als derjenige, der unter Nr. 1 genannt wird, unbeschadet jeglichen anderen Zeitraums, der in Anwendung von Artikel 74 des Dekrets vom 15. Dezember betreffend die Verjährung bestimmt würde;
2° op papieren en elektronische informatiedrager, de in artikel 37 bedoelde bewijsstukken van de uitgaven voortvloeiend uit een verhouding met een derde, tijdens dezelfde periode als die bedoeld in 1°, onverminderd een andere termijn bepaald overeenkomstig artikel 74 van het decreet van 15 december 2011 wat betreft de verjaring;

2° auf Papier oder in elektronischem Format, die Belege für Ausgaben, die sich aus einer Beziehung mit einer Drittperson ergeben und in Artikel 33 genannt werden, während desselben Zeitraums als derjenige, der unter Nr. 1° genannt wird, unbeschadet jeglichen anderen Zeitraums, der in Anwendung von Artikel 74 des Dekrets vom 15. Dezember 2011 betreffend die Verjährung bestimmt würde;
2° op papieren en elektronische informatiedrager, de in artikel 33 bedoelde bewijsstukken van de uitgaven voortvloeiend uit een verhouding met een derde, tijdens dezelfde periode als die bedoeld in 1°, onverminderd een andere termijn bepaald overeenkomstig artikel 74 van het decreet van 15 december 2011 wat betreft de verjaring;

Artikel 24 des einleitenden Titels des Strafprozessgesetzbuches, der durch Artikel 3 des Gesetzes vom 11. Dezember 1998 « zur Abänderung des einleitenden Titels des Strafprozessgesetzbuches hinsichtlich der Verjährung der Strafverfolgung » ersetzt und durch Artikel 3 des Gesetzes vom 4. Juli 2001 « zur Ergänzung von Artikel 447 des Strafgesetzbuches und zur Abänderung von Artikel 24 Nr. 3 des Gesetzes vom 17. April 1878 zur Einführung des einleitenden Titels des Strafprozessgesetzbuches » abgeändert wurde, bestimmt:
Artikel 24 van de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering, vervangen bij artikel 3 van de wet van 11 december 1998 « tot wijziging, wat de verjaring van de strafvordering betreft, van de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering » en gewijzigd bij artikel 3 van de wet van 4 juli 2001 « tot aanvulling van artikel 447 van het Strafwetboek en tot wijziging van artikel 24, 3°, van de wet van 17 april 1878 houdende de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering » bepaalt :

« Verstösst Artikel 33 des Programmgesetzes vom 5. August 2003 in Verbindung mit Artikel 5 des Gesetzes vom 16. Juli 2002 zur Abänderung verschiedener Bestimmungen insbesondere zur Verlängerung der Verjährungsfristen für Verbrechen, die nicht zu Vergehen umgestuft werden können, gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, insofern er bestimmt, dass die Aussetzung der Verjährung durch die Einleitung der Rechtssache vor dem erkennenden Gericht, die durch das Gesetz vom 11. Dezember 1998 Artikel 24 des einleitenden Titels des Strafprozessgesetzbuches hinzugefügt wurde, nur für die Entscheidung über nach dem 1. September 2003 begangene strafbare Handlungen aufgehoben wird, während der besagte Aussetzungsgrund für die Entscheidung über vor diesem Datum begangene Handlungen weiterhin gilt?
« Schendt artikel 33 van de Programmawet van 5 augustus 2003, in samenlezing met artikel 5 van de wet van 16 juli 2002 tot wijziging van verschillende bepalingen teneinde inzonderheid de verjaringstermijnen voor de niet-correctionaliseerbare misdaden te verlengen, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het bepaalt dat de schorsing van de verjaring door de inleiding van de zaak voor het vonnisgerecht, zoals aan artikel 24 van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering toegevoegd door de wet van 11 december 1998, slechts wordt afgeschaft voor de berechting van strafbare feiten die worden gepleegd na 1 september 2003, daar waar voornoemde schorsingsgrond wel nog toepasselijk blijft bij de berechting van de voor die datum gepleegde feiten ?

« Verstösst Artikel 64 des Gesetzes vom 28. Dezember 1983 zur Festlegung von steuerrechtlichen Bestimmungen und Haushaltsbestimmungen - der dem Landesamt für Arbeitsbeschaffung ein Eintreibungsrecht zuerkennt -, dahingehend ausgelegt, dass er für die Verjährung der Klage auf Eintreibung der Sonderbeiträge zur sozialen Sicherheit, die Selbständige dem Landesamt für Arbeitsbeschaffung schulden, die gemeinrechtliche Frist bestimmt, die zum Zeitpunkt, an dem das gegenwärtige Verfahren eingeleitet wurde, dreissig Jahre betrug (vormaliger Artikel 2262 des Zivilgesetzbuches) und die vom 27. Juli 1998 an durch eine zehnjährige Frist ersetzt wurde (Artikel 2262bis des Zivilgesetzbuches, eingefügt durch das Gesetz vom 10. Juli 1998 zur Abänderung gewisser Bestimmungen bezüglich der Verjährung), gegen den in den Artikeln 10 und 11 der Verfassung verankerten Gleichheits- und Nichtdiskriminierungsgrundsatz,
« Schendt artikel 64 van de wet van 28 december 1983 houdende fiscale en begrotingsbepalingen - dat het invorderingsrecht toekent aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening -, in die zin geïnterpreteerd dat het de verjaring van de invordering van de bijzondere bijdragen voor sociale zekerheid, verschuldigd door de zelfstandigen aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, onderwerpt aan de gemeenrechtelijke termijn - die 30 jaar bedroeg op het ogenblik dat onderhavige procedure werd ingesteld (vroeger artikel 2262 van het Burgerlijk Wetboek) en werd vervangen door een termijn van tien jaar met ingang van 27 juli 1998 (artikel 2262bis van het Burgerlijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 juni 1998 tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring) -, het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie vervat in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet :

« Verstösst Artikel 64 des Gesetzes vom 28. Dezember 1983 zur Festlegung von steuerrechtlichen Bestimmungen und Haushaltsbestimmungen - der dem Landesamt für Arbeitsbeschaffung ein Eintreibungsrecht zuerkennt -, dahingehend ausgelegt, dass er für die Verjährung der Klage auf Eintreibung der Sonderbeiträge zur sozialen Sicherheit, die Selbständige dem Landesamt für Arbeitsbeschaffung schulden, die gemeinrechtliche Frist bestimmt, die zum Zeitpunkt, an dem das gegenwärtige Verfahren eingeleitet wurde, dreissig Jahre betrug (vormaliger Artikel 2262 des Zivilgesetzbuches) und die vom 27. Juli 1998 an durch eine zehnjährige Frist ersetzt wurde (Artikel 2262bis des Zivilgesetzbuches, eingefügt durch das Gesetz vom 10. Juli 1998 zur Abänderung gewisser Bestimmungen bezüglich der Verjährung), gegen den in den Artikeln 10 und 11 der Verfassung verankerten Gleichheits- und Nichtdiskriminierungsgrundsatz,
« Schendt artikel 64 van de wet van 28 december 1983 houdende fiscale en budgettaire bepalingen - dat het invorderingsrecht toekent aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening -, in die zin geïnterpreteerd dat het de verjaring van de invordering van de bijzondere bijdragen voor de sociale zekerheid, verschuldigd door de zelfstandigen aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, onderwerpt aan de gemeenrechtelijke termijn - die 30 jaar bedroeg op het ogenblik dat onderhavige procedure werd ingesteld (vroeger artikel 2262 van het Burgerlijk Wetboek) en werd vervangen door een termijn van 10 jaar met ingang van 27 juli 1998 (artikel 2262bis van het Burgerlijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 juni 1998 tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring) -, het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie vervat in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet :