Boost Your Productivity!Translate documents (Ms-Word, Ms-Excel, ...) faster and better thanks to artificial intelligence!
https://pro.wordscope.com
https://blog. wordscope .com

Traduction de «vereinbar seien insofern » (Allemand → Néerlandais) :

Der Gerichtshof wird gefragt, ob diese Bestimmungen mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung vereinbar seien, insofern sie beinhalten würden, dass der frühere Artikel 1471 des Zivilgesetzbuches auf Eheleute Anwendung finde, die vor dem Inkrafttreten des Gesetzes vom 14. Juli 1976 den vertraglichen Güterstand der Gütertrennung mit Errungenschaftsgemeinschaft angenommen hätten, « was dazu führt, dass bei der Verteilung der Gemeinschaft die geschiedene Ehefrau einen Vorzug genießt bei der Ausübung ihrer Vorwegnahmen, vor denjenigen ihres Ehemannes, während der geschiedene Ehemann nicht dasselbe Vo ...[+++]

Aan het Hof wordt gevraagd of die bepalingen bestaanbaar zijn met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij impliceren dat het vroegere artikel 1471 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is op de echtgenoten die, vóór de inwerkingtreding van de wet van 14 juli 1976, het bij huwelijkscontract vastgelegde stelsel van scheiding van goederen met gemeenschap van aanwinsten hadden aangenomen, « met als gevolg dat, voor de verdeling van de gemeenschap, de uit de echt gescheiden vrouw een voorkeur geniet om haar vooruitnemingen te doen vóór die van de man, terwijl de uit de echt gescheiden man hetzelfde voorrecht niet geniet ».


Der Gerichtshof wird gefragt, ob die Artikel 343 § 1 Buchstabe b) des Zivilgesetzbuches und 353 ff. des Zivilgesetzbuches in Verbindung mit den Artikeln 162 und 164 des Zivilgesetzbuches vereinbar seien mit den Artikeln 10, 11 und 22bis der Verfassung und mit den Artikeln 8 und 14 der Europäischen Menschenrechtskonvention, insofern Adoption nur möglich sei für alle Zusammenwohnenden, die seit mehr als drei Jahren zusammenlebten, « für die ein Ehehindernis vorliegt, von dem sie befreit werden k ...[+++]

Het Hof wordt verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid van de artikelen 343, § 1, b), van het Burgerlijk Wetboek en 353 en volgende van het Burgerlijk Wetboek, in samenhang gelezen met de artikelen 162 en 164 van het Burgerlijk Wetboek, met de artikelen 10, 11 en 22bis van de Grondwet en met de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, in zoverre adoptie enkel mogelijk is voor alle samenwonenden die gedurende meer dan drie jaren samenwonen, « waarvoor een huwelijksbeletsel bestaat waarvoor ontheffing kan worden verleend », terwijl « samenwonende bloedverwanten, waarvoor een absoluu ...[+++]


Der vorlegende Richter möchte in Erfahrung bringen, ob Artikel 21 § 3 des Gesetzes vom 13. Juni 1966 über die Ruhestands- und Hinterbliebenenpensionen für Arbeiter, Angestellte, unter belgischer Flagge fahrende Seeleute, Bergarbeiter und freiwillig Versicherte vor dessen Abänderung durch Artikel 60 des Gesetzes vom 27. Dezember 2005 zur Festlegung verschiedener Bestimmungen mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung vereinbar sei, insofern er eine fünfjährige Verjährungsfrist für die Rückforderung von Beträgen vorsehe, die unrechtmäßig ausgezahlt worden seien, weil der ...[+++]

De verwijzende rechter wenst te vernemen of artikel 21, § 3, van de wet van 13 juni 1966 betreffende de rust- en overlevingspensioenen voor arbeiders, bedienden, zeevarenden onder Belgische vlag, mijnwerkers en vrijwillig verzekerden, vóór de wijziging ervan bij artikel 60 van de wet van 27 december 2005 houdende diverse bepalingen, bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het voorziet in een verjaringstermijn van vijf jaar voor de terugvordering van de sommen die ten onrechte werden uitbetaald wegens het niet afleggen van een verklaring waartoe de begunstigde gehouden is, terwijl artikel 30, § 1, van de wet v ...[+++]


Das vorlegende Rechtsprechungsorgan möchte vom Gerichtshof erfahren, ob Absatz 2 der vorerwähnten Bestimmung mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung vereinbar sei, insofern dadurch ein Behandlungsunterschied hinsichtlich des Erlöschens der Strafverfolgung zwischen verschiedenen Kategorien von juristischen Personen, die ihre Rechtspersönlichkeit auf eine der in Absatz 1 derselben Bestimmung angeführten Weisen verloren hätten, eingeführt werde: einerseits diejenigen, die vor dem Verlust ihrer Rechtspersönlichkeit durch einen Untersuchungsrichter beschuldigt worden seien, und ande ...[+++]

Het verwijzende rechtscollege wenst van het Hof te vernemen of het tweede lid van de voormelde bepaling bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het een verschil in behandeling instelt, wat het verval van de strafvordering betreft, tussen verschillende categorieën van rechtspersonen die hun rechtspersoonlijkheid hebben verloren op één van de wijzen vermeld in het eerste lid van dezelfde bepaling : enerzijds, diegene die vóór het verlies van hun rechtspersoonlijkheid in verdenking zijn gesteld door een onder ...[+++]


Mit der zweiten Vorabentscheidungsfrage möchte das vorlegende Rechtsprechungsorgan vom Gerichtshof erfahren, ob Artikel 37 des Gesetzes über die Kontinuität der Unternehmen, dahin ausgelegt, dass die Schuldforderung der Mehrwertsteuerverwaltung in Bezug auf Leistungen, die dem Schuldner gegenüber im Zeitraum der gerichtlichen Reorganisation erbracht worden seien, wegen des besonderen Charakters der Mehrwertsteuerschulden keine Masseschuld darstellen könne, im Unterschied zu den Schulden in Bezug auf den Berufssteuervorabzug, die Teil der Bruttoentlohnung des Arbeitnehmers seien und den Status als Masseschuld genießen könnten, mit den Art ...[+++]

In een tweede prejudiciële vraag wenst het verwijzende rechtscollege van het Hof te vernemen of artikel 37 van de WCO, in die zin geïnterpreteerd dat de schuldvordering van de btw-administratie die beantwoordt aan prestaties uitgevoerd ten aanzien van de schuldenaar in de periode van gerechtelijke reorganisatie, geen boedelschuld kan uitmaken wegens het specifieke karakter van de btw-schulden, in tegenstelling tot de schulden inzake bedrijfsvoorheffing, die deel uitmaken van de brutobezoldiging van de werknemer en die het voordeel van het statuut van boedelschuld kunnen genieten, bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet i ...[+++]


Der vorlegende Richter möchte mit der ersten Vorabentscheidungsfrage erfahren, ob Artikel 464/1 § 8 Absatz 5 des Strafprozessgesetzbuches, eingefügt durch Artikel 4 des Gesetzes vom 11. Februar 2014, mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung in Verbindung mit dem Grundsatz des berechtigten Vertrauens vereinbar sei, insofern das Fehlen einer Übergangsregelung zur Folge habe, dass für Personen, die am 18. April 2014 noch in einem Verfahren der kollektiven Schuldenregelung verwickelt gewesen seien, kein vollständiger Erlass der strafre ...[+++]

De verwijzende rechter wenst met de eerste prejudiciële vraag te vernemen of artikel 464/1, § 8, vijfde lid, van het Wetboek van strafvordering, zoals ingevoegd bij artikel 4 van de wet van 11 februari 2014, bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het vertrouwensbeginsel, in zoverre de afwezigheid van een overgangsregeling tot gevolg heeft dat voor personen die op 18 april 2014 nog in een procedure een collectieve schuldenregeling verwikkeld waren, geen totale kwijtschelding meer mogelijk is van de penale boeten waartoe zij vóór die datum waren veroordeeld, terwijl personen ten aanzien van wie d ...[+++]


Der Gerichtshof wird gefragt, ob diese Bestimmung mit den Artikeln 10, 11 und 172 der Verfassung in Verbindung mit Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention vereinbar sei, insofern sie bestimme, dass die hinterzogene Gebühr unteilbar von allen an der Urkunde zum Verkauf eines unbeweglichen Gutes beteiligten Parteien geschuldet sei, einschließlich der Parteien, bei denen nicht nachgewiesen werden könne, dass sie an der Verheimlichung des Preises beteiligt gewesen seien oder Kenntnis davon gehabt hätten.

Aan het Hof wordt gevraagd of die bepaling bestaanbaar is met de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre zij bepaalt dat het ontdoken recht ondeelbaar verschuldigd is door alle partijen bij de akte van verkoop van een onroerend goed, ook door de partijen waarvoor niet kan worden aangetoond dat zij aan de bewimpeling van de prijs hebben deelgenomen of dat zij daarvan kennis hadden.


Der vorlegende Richter fragt, ob Artikel 58 § 1 des Mehrwertsteuergesetzbuches in Verbindung mit Artikel 1 des königlichen Erlasses vom Nr. 13 vom 29. Dezember 1992 mit den Artikeln 10, 11, 170 und 172 der Verfassung vereinbar sei, insofern diese Bestimmung dem König die Befugnis erteile, die Personen zu bestimmen, die zur Zahlung der Mehrwertsteuer auf Tabakwaren verpflichtet seien.

De verwijzende rechter vraagt of artikel 58, § 1, van het BTW-Wetboek, in samenhang gelezen met artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 13 van 29 december 1992, bestaanbaar is met de artikelen 10, 11, 170 en 172 van de Grondwet, in zoverre die bepaling aan de Koning de bevoegdheid verleent om te bepalen wie tot de voldoening van de btw op tabaksfabrikaten gehouden is.


Sie ist der Auffassung, dass durch diese Bestimmung ein nicht mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung vereinbarer Behandlungsunterschied eingeführt werde zwischen Personen, die wegen der gleichen Taten Gegenstand einer Strafverfolgung oder eines Verwaltungsverfahrens seien, insofern der Verstoß, dessen Verfolgung der Prokurator des Königs beschließe, nach fünf Jahren verjährt sei, während derjenige, der durch den Prokurator zu den Akten gelegt werde, nicht mehr verjähren könne, sobald die administrative Geldbuße ...[+++]

Zij is van mening dat die bepaling een met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet bestaanbaar verschil in behandeling instelt tussen de personen die, voor dezelfde feiten, het voorwerp uitmaken van strafvervolging of van een administratieve procedure, in zoverre het misdrijf dat de procureur des Konings beslist te vervolgen na vijf jaar verjaard is, terwijl het misdrijf dat door de procureur wordt geseponeerd niet kan verjaren zodra de administratieve geldboete door het Milieucollege wordt bevestigd.


Laut dem ersten Teil des vierten Klagegrunds seien die angefochtenen Bestimmungen nicht vereinbar mit dem Legalitätsprinzip in Strafsachen, so wie es durch die Artikel 10, 11 und 12 Absatz 2 der Verfassung in Verbindung mit Artikel 5 Absatz 1 der Europäischen Menschenrechtskonvention gewährleistet werde, insofern durch diese Bestimmungen der Ratskammer und der Anklagekammer eine unbegrenzte Beurteilungsfreiheit bei der Bestimmung d ...[+++]

Volgens het eerste onderdeel van het vierde middel zouden de bestreden bepalingen niet bestaanbaar zijn met het wettigheidsbeginsel in strafzaken, zoals gewaarborgd door de artikelen 10, 11 en 12, tweede lid, van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 5, lid 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre die bepalingen de raadkamer en de kamer van inbeschuldigingstelling een onbegrensde beoordelingsvrijheid zouden laten in het bepalen van de plaats waar de zitting zal plaatsvinden.


w