Boost Your Productivity!Translate documents (Ms-Word, Ms-Excel, ...) faster and better thanks to artificial intelligence!
https://pro.wordscope.com
https://blog. wordscope .com

Traduction de «vereinbar sei dahin » (Allemand → Néerlandais) :

Mit der dritten Vorabentscheidungsfrage möchte der vorlegende Richter vom Gerichtshof erfahren, ob Artikel 135 § 1 des Strafprozessgesetzbuches mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung vereinbar sei, dahin ausgelegt, dass die Staatsanwaltschaft eine zulässige Berufung gegen einen Beschluss der Ratskammer, mit dem dem von der Staatsanwaltschaft Beantragten nicht beigepflichtet werde, nur insofern einlegen könne, als die Staatsanwaltschaft einen Klagegrund im Sinne von Artikel 135 § 2 des Strafprozessgesetzbuches durch schriftlichen Schriftsatz bei der Ratskammer geltend gemacht habe.

Met de derde prejudiciële vraag wenst de verwijzende rechter van het Hof te vernemen of artikel 135, § 1, van het Wetboek van strafvordering bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in de interpretatie dat het openbaar ministerie slechts een ontvankelijk hoger beroep kan instellen tegen een beschikking van de raadkamer waarbij hetgeen het openbaar ministerie heeft gevorderd niet werd gevolgd, voor zover het openbaar ministerie bij schriftelijke conclusie een middel als bedoeld in artikel 135, § 2, van het Wetboek van strafvordering heeft aangevoerd voor de raadkamer.


Der vorlegende Richter fragt, ob Artikel 329bis § 2 Absatz 3 des Zivilgesetzbuches mit Artikel 22bis Absatz 4 der Verfassung vereinbar sei, dahin ausgelegt, dass der Richter bei der Beurteilung eines Antrags auf Anerkennung eines minderjährigen und nicht für mündig erklärten Kindes das Interesse des Kindes nur marginal prüfen könne.

De verwijzende rechter vraagt of artikel 329bis, § 2, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek bestaanbaar is met artikel 22bis, vierde lid, van de Grondwet, in de interpretatie dat de rechter bij de beoordeling van een verzoek tot erkenning van een minderjarig en niet ontvoogd kind het belang van het kind slechts marginaal kan toetsen.


Der Gerichtshof wird gefragt, ob der vorerwähnte Artikel 19bis-11 § 2 mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung vereinbar sei, dahin ausgelegt, dass diese Bestimmung den Sachschaden des Opfers eines Verkehrsunfalls, bei dem die Haftung der Fahrer der am Unfall beteiligten Fahrzeuge nicht festgestellt werden könne, nicht von der Entschädigungsregelung ausschließen würde.

Aan het Hof wordt gevraagd of het voormelde artikel 19bis-11, § 2, bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in de interpretatie dat die bepaling de materiële schade geleden door het slachtoffer van een verkeersongeval waarvoor de aansprakelijkheid van de bestuurders van de betrokken voertuigen niet kan worden vastgesteld, niet zou uitsluiten van de vergoedingsregeling.


Mit der ersten und zweiten Vorabentscheidungsfrage möchte der vorlegende Richter vom Gerichtshof erfahren, ob diese Bestimmung mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung vereinbar sei, wenn sie dahin ausgelegt werde, dass die Staatsanwaltschaft über ein unbeschränktes Recht auf Berufung gegen einen Beschluss der Ratskammer verfüge, ohne dass dabei ein besonderes rechtliches Interesse nachzuweisen sei (erste Vorabentscheidungsfrage), beziehungsweise dass die Staatsanwaltschaft über ein unbeschränktes Recht auf Berufung gegen einen Beschluss der Ratskammer verfüge, wobei sie ein besonderes rechtlich ...[+++]

Met de eerste en tweede prejudiciële vraag wenst de verwijzende rechter van het Hof te vernemen of die bepaling bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet wanneer zij aldus wordt geïnterpreteerd dat het openbaar ministerie een onbeperkt recht van hoger beroep heeft tegen een beschikking van de raadkamer, zonder dat hierbij een bijzonder juridisch belang moet worden aangetoond (eerste prejudiciële vraag), dan wel dat het openbaar ministerie een onbeperkt recht van hoger beroep heeft tegen een beschikking van de raadkamer, waarbij het een bijzonder juridisch belang moet aantonen (tweede prejudiciële vraag).


Aus der Begründung der Vorlageentscheidung und der Formulierungsweise der Vorabentscheidungsfrage geht hervor, dass der Gerichtshof gefragt wird, ob der vorerwähnte Artikel 19bis-11 § 2 mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung vereinbar sei, dahin ausgelegt, dass diese Bestimmung die von den Versicherern gewährte Entschädigung für den vom Geschädigten erlittenen Sachschaden ausschließe, wenn die am Unfall beteiligten Personen zwar bekannt seien, aber nicht festgestellt werden könne, wer von ihnen den Unfall verursacht habe.

Uit de motivering van de verwijzingsbeslissing en de wijze waarop de prejudiciële vraag is geformuleerd, blijkt dat aan het Hof wordt gevraagd of het voormelde artikel 19bis-11, § 2, bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in die interpretatie dat die bepaling de vergoeding, door de verzekeraars, van de door de benadeelde geleden materiële schade uitsluit wanneer de bij het ongeval betrokken personen bekend zijn maar niet kan worden vastgesteld wie van hen het ongeval heeft veroorzaakt.


Mit der zweiten Vorabentscheidungsfrage möchte das vorlegende Rechtsprechungsorgan vom Gerichtshof erfahren, ob Artikel 37 des Gesetzes über die Kontinuität der Unternehmen, dahin ausgelegt, dass die Schuldforderung der Mehrwertsteuerverwaltung in Bezug auf Leistungen, die dem Schuldner gegenüber im Zeitraum der gerichtlichen Reorganisation erbracht worden seien, wegen des besonderen Charakters der Mehrwertsteuerschulden keine Masseschuld darstellen könne, im Unterschied zu den Schulden in Bezug auf den Berufssteuervorabzug, die Teil ...[+++]

In een tweede prejudiciële vraag wenst het verwijzende rechtscollege van het Hof te vernemen of artikel 37 van de WCO, in die zin geïnterpreteerd dat de schuldvordering van de btw-administratie die beantwoordt aan prestaties uitgevoerd ten aanzien van de schuldenaar in de periode van gerechtelijke reorganisatie, geen boedelschuld kan uitmaken wegens het specifieke karakter van de btw-schulden, in tegenstelling tot de schulden inzake bedrijfsvoorheffing, die deel uitmaken van de brutobezoldiging van de werknemer en die het voordeel van het statuut van boedelschuld kunnen genieten, bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het een onderschei ...[+++]


Die erste Vorabentscheidungsfrage zielt darauf ab, vom Gerichtshof zu vernehmen, ob dieser Artikel 30bis § 5 Absätze 1 und 2, dahin ausgelegt, dass er keinen Verstoß im Sinne von Artikel 31 des LASS-Gesetzes einführe, mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung vereinbar sei, indem er es der Person, die vom Landesamt für soziale Sicherheit vor das Arbeitsgericht geladen werde, um dazu verurteilt zu werden, dieser Einrichtung den in der fraglichen Bestimmung genannten Zuschlag zu zahlen - wegen Nichtleistung der in Artikel 30bis § 4 Absä ...[+++]

De eerste prejudiciële vraag strekt ertoe van het Hof te vernemen of dat artikel 30bis, § 5, eerste en tweede lid, in die zin geïnterpreteerd dat het geen inbreuk in de zin van artikel 31 van de RSZ-wet invoert, bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het de persoon die door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid voor de arbeidsrechtbank wordt gedagvaard, wegens de afwezigheid van de bij artikel 30bis, § 4, eerste en tweede lid, van dezelfde wet vereiste storting, teneinde te worden veroordeeld tot de betaling, aan die instelling, van de in de in het geding zijnde bepaling bedoelde bijslag, niet toestaat aansp ...[+++]


Der Gerichtshof wird gefragt, ob die in Rede stehende Bestimmung, dahin ausgelegt, dass die Kündigungsfristen für die « höheren Angestellten » nicht mittels eines kollektiven Arbeitsabkommens festgelegt werden könnten, in Verbindung mit Artikel 59 des Gesetzes vom 3. Juli 1978 und mit Artikel 5 des Gesetzes vom 5. Dezember 1968 über die kollektiven Arbeitsabkommen und die paritätischen Kommissionen, mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung vereinbar sei, indem die Kündigungsfristen für diese Angestellten nicht und diejenigen für Ar ...[+++]

Het Hof wordt gevraagd of de in het geding zijnde bepaling, in de interpretatie dat de opzeggingstermijnen voor de « hogere bedienden » niet bij collectieve arbeidsovereenkomst konden worden bepaald, in samenhang gelezen met artikel 59 van de wet van 3 juli 1978 en met artikel 5 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat de opzeggingstermijnen voor die bedienden niet en die voor arbeiders wel bij collectieve arbeidsovereenkomst konden worden vastgesteld, en doordat overeenkomsten betreffende opzeggingstermijnen ...[+++]


Der Staatsrat fragt den Gerichtshof, ob Artikel 38 § 3 des vorerwähnten Dekrets vom 12. April 2001 mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung vereinbar sei, wenn er dahin ausgelegt werde, dass er Holzabfälle, die weder wiederverwendet noch wiederverwertet werden könnten, vom Vorteil des Unterstützungsmechanismus der doppelten Grünstromzertifikate ausschließe, anstatt ausschließlich wiederverwendbare oder wiederverwertbare Holzabfälle vom Vorteil des Unterstützungsmechanismus der doppelten Grünstromzertifikate auszuschließen.

De Raad van State vraagt het Hof of artikel 38, § 3, van het voormelde decreet van 12 april 2001 bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet indien het in die zin wordt geïnterpreteerd dat het houtafvalstoffen die niet kunnen worden hergebruikt of gerecycleerd, uitsluit van het voordeel van het mechanisme van de dubbele groene certificaten, veeleer dan dat het uitsluitend houtafvalstoffen die kunnen worden hergebruikt of gerecycleerd, uitsluit van het voordeel van het mechanisme van de dubbele groene certificaten.


Der vorlegende Richter fragt, ob diese Bestimmung mit dem in den Artikeln 10 und 11 der Verfassung verankerten Grundsatz der Gleichheit und Nichtdiskriminierung vereinbar sei, wenn sie dahin ausgelegt werde, dass sie nicht die Gewährung einer Verfahrensentschädigung zugunsten eines Rechtsanwaltes vorsehe, der in seiner Eigenschaft als vorläufiger Verwalter einer geschützten Person in einem Verfahren, in dem er selbst die Interessen der geschützten Person vertreten hat, obsiegt.

De verwijzende rechter vraagt of die bepaling bestaanbaar is met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie vervat in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in de interpretatie dat zij niet voorziet in de toekenning van een rechtsplegingsvergoeding aan een advocaat in zijn hoedanigheid van voorlopig bewindvoerder van een beschermde persoon die in het gelijk wordt gesteld in een procedure waarin hij zelf de belangen van de beschermde persoon heeft verdedigd.




datacenter (6): www.wordscope.be (v4.0.br)

'vereinbar sei dahin' ->

Date index: 2022-04-03
w