Die Verlängerung der Veranlagungsfrist um maximal sechs Monate ergebe sich nicht aus der angefochtenen Bestimmung, sondern aus Artikel 19 Nr. 3 des Gesetzes vom 15. März 1999, dessen Nichtigerklärung er nicht beantrage.
Het verlengen van de aanslagtermijn met maximaal zes maanden vloeit niet voort uit de bestreden bepaling maar wel uit artikel 19, 3°, van de wet van 15 maart 1999, waarvan hij de vernietiging niet vordert.
