Nach Darlegung der Flämischen Regierung sei die Vorabentscheidungsfrage unzulässig, insofern der Gerichtshof darin gebeten werde, die fragliche Bestimmung anhand von Artikel 16 der Verfassung zu prüfen, während von einer Enteignung des verbleibenden Teils nicht die Rede sein könne.
Volgens de Vlaamse Regering zou de prejudiciële vraag niet ontvankelijk zijn, in zoverre zij het Hof uitnodigt om de in het geding zijnde bepaling aan artikel 16 van de Grondwet te toetsen, terwijl van een onteigening van het resterende gedeelte geen sprake zou zijn.