Ein erster Diskussionsgegenstand war
Artikel 7 Absatz 1 Unterabsatz 2, der Folgendes vorsieht: ,Die Unternehmen können von den im innerstaatlichen Recht der beteiligten Vertragsstaaten vorgesehenen Rechtsbehelfen Gebrauch machen; wird der Fall einem Gericht vorgelegt, so beginnt d
ie in Unterabsatz 1 genannte Zweijahresfrist jedoch mit dem
Zeitpunkt, zu dem die in letzter Instanz im Rahmen der innerstaatlichen Rechtsbehelfe ergangene Entscheidung rechtskräftig geworden ist
...[+++]".
Een eerste probleem vormt de bepaling van artikel 7, lid 1, tweede alinea, die als volgt luidt: ,De ondernemingen kunnen de nationale rechtsmiddelen van de betrokken verdragsluitende Staten aanwenden. Wanneer de zaak evenwel aan een rechtbank is voorgelegd, gaat de in de eerste alinea bedoelde termijn van twee jaar in op de datum waarop de beslissing in hoogste instantie volgens de nationale wetgeving definitief is geworden".