Traduction de «unschuldsvermutung gilt wurde » (Allemand → Néerlandais) :

1. ist sehr besorgt darüber, dass die italienischen Marineinfanteristen in Haft gehalten werden, ohne dass Anklage gegen sie erhoben wurde; betont, dass die Marineinfanteristen entweder freigelassen werden oder innerhalb angemessener Zeit ein unparteiisches Verfahren erhalten müssen, bei dem die Menschenrechte geachtet werden und die Unschuldsvermutung gilt und dessen Grundlage eine glaubwürdige Untersuchung ist, und dass sie Anspruch auf die Unterstützung eines Anwalts haben; fordert die indische Regierung auf, den Häftlingen den Umgang mit ihren Familien und den ungehinderten Zugang zu medizinischer Versorgung zu gewähren;
1. uit zijn diepe bezorgdheid over de detentie van de Italiaanse mariniers zonder aanklacht; benadrukt dat de mariniers moeten worden vrijgelaten of binnen een redelijke termijn een eerlijk proces moeten krijgen waarin de mensenrechten en het vermoeden van onschuld worden gerespecteerd en dat gebaseerd is op een geloofwaardig onderzoek, en wijst erop dat zij recht hebben op rechtsbijstand; roept de Indiase regering op de gedetineerden ongehinderde toegang te verlenen tot hun families en tot medische verzorging;

45. nimmt den Fortschritt zur Kenntnis, der bislang bei dem Fahrplan für die Stärkung der Verfahrensrechte von Verdächtigen und Angeklagten in Strafverfahren erzielt wurde, was auch die Annahme der Richtlinien über das Recht auf Dolmetschleistungen und Übersetzungen, über das Recht auf Belehrung und Unterrichtung in Strafverfahren und über das Recht auf Zugang zu einem Rechtsbeistand in Strafverfahren beinhaltet; fordert die fristgerechte und ordnungsgemäße Umsetzung dieser Richtlinien und die Schulung von Regierungsbeamten, Richtern, Staatsanwälten und Strafverteidigern; weist erneut darauf hin, dass diese Maßnahmen von grundlegender Bedeutung für das ordnungsgemäße Funktionieren der justiziellen Zusammenarbeit in Strafsachen in der EU sind, was insbesondere für die Umsetzung der Maßnahmen gilt, die – wie der Europäische Haftbefehl – auf dem Grundsatz der gegenseitigen Anerkennung beruhen, und dass weitere Fortschritte im Bereich des Schutzes der Rechte Verdächtiger und Angeklagter erzielt werden müssen; nimmt die Vorschläge für die Prozesskostenhilfe, die Unschuldsvermutung und die Garantien für Kinder zur Kenntnis; ist der festen Überzeugung, dass insbesondere die Prozesskostenhilfe effektiv gewährleistet sein muss, damit die Richtlinie über das Recht auf einen Rechtsbeistand wirksam umgesetzt werden kann; fordert eine Debatte über den Schutz von Zeugen und Informanten; fordert, dass die Stärkung der Verfahrensrechte von Verdächtigen und Angeklagten in Strafverfahren vorrangig in das Programm für die Zeit nach Stockholm aufgenommen wird, und weist erneut darauf hin, dass der Fahrplan nicht vollständig ist;
45. erkent de tot dusver geboekte vooruitgang met de routekaart voor de versterking van de processuele rechten van verdachten en beklaagden in strafzaken, met inbegrip van de goedkeuring van richtlijnen betreffende het recht op vertolking en vertaling, betreffende het recht op informatie in strafzaken, en betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafzaken; vraagt een snelle en correcte omzetting ervan, alsook opleidingen voor overheidsambtenaren, rechters, aanklagers en strafpleiters; herhaalt dat deze maatregelen van cruciaal belang zijn voor het correct functioneren van EU-samenwerking in strafzaken, met name met betrekking tot de tenuitvoerlegging van maatregelen op basis van het beginsel van wederzijdse erkenning, zoals het Europees aanhoudingsbevel, en dat het blijven boeken van vooruitgang bij de bescherming van de rechten van verdachten en beklaagden essentieel is; neemt kennis van de voorstellen betreffende rechtshulp, het vermoeden van onschuld en waarborgen voor kinderen; is er ten stelligste van overtuigd dat rechtshulp met name daadwerkelijk gewaarborgd dient te zijn om te zorgen voor de effectieve tenuitvoerlegging van de richtlijn betreffende het recht op toegang tot een advocaat; vraagt een discussie over de bescherming van getuigen en klokkenluiders; vraagt dat de versterking van de processuele rechten van verdachten en beklaagden in strafzaken wordt aangemerkt als prioriteit in het programma dat de opvolger van het Stockholm-programma zal zijn en herinnert eraan dat de routekaart niet exhaustief is;

46. nimmt den Fortschritt zur Kenntnis, der bislang bei dem Fahrplan für die Stärkung der Verfahrensrechte von Verdächtigen und Angeklagten in Strafverfahren erzielt wurde, was auch die Annahme der Richtlinien über das Recht auf Dolmetschleistungen und Übersetzungen , über das Recht auf Belehrung und Unterrichtung in Strafverfahren und über das Recht auf Zugang zu einem Rechtsbeistand in Strafverfahren beinhaltet; fordert die fristgerechte und ordnungsgemäße Umsetzung dieser Richtlinien und die Schulung von Regierungsbeamten, Richtern, Staatsanwälten und Strafverteidigern; weist erneut darauf hin, dass diese Maßnahmen von grundlegender Bedeutung für das ordnungsgemäße Funktionieren der justiziellen Zusammenarbeit in Strafsachen in der EU sind, was insbesondere für die Umsetzung der Maßnahmen gilt, die – wie der Europäische Haftbefehl – auf dem Grundsatz der gegenseitigen Anerkennung beruhen, und dass weitere Fortschritte im Bereich des Schutzes der Rechte Verdächtiger und Angeklagter erzielt werden müssen; nimmt die Vorschläge für die Prozesskostenhilfe, die Unschuldsvermutung und die Garantien für Kinder zur Kenntnis; ist der festen Überzeugung, dass insbesondere die Prozesskostenhilfe effektiv gewährleistet sein muss, damit die Richtlinie über das Recht auf einen Rechtsbeistand wirksam umgesetzt werden kann; fordert eine Debatte über den Schutz von Zeugen und Informanten; fordert, dass die Stärkung der Verfahrensrechte von Verdächtigen und Angeklagten in Strafverfahren vorrangig in das Programm für die Zeit nach Stockholm aufgenommen wird, und weist erneut darauf hin, dass der Fahrplan nicht vollständig ist;
46. erkent de tot dusver geboekte vooruitgang met de routekaart voor de versterking van de processuele rechten van verdachten en beklaagden in strafzaken, met inbegrip van de goedkeuring van richtlijnen betreffende het recht op vertolking en vertaling , betreffende het recht op informatie in strafzaken , en betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafzaken ; vraagt een snelle en correcte omzetting ervan, alsook opleidingen voor overheidsambtenaren, rechters, aanklagers en strafpleiters; herhaalt dat deze maatregelen van cruciaal belang zijn voor het correct functioneren van EU-samenwerking in strafzaken, met name met betrekking tot de tenuitvoerlegging van maatregelen op basis van het beginsel van wederzijdse erkenning, zoals het Europees aanhoudingsbevel, en dat het blijven boeken van vooruitgang bij de bescherming van de rechten van verdachten en beklaagden essentieel is; neemt kennis van de voorstellen betreffende rechtshulp, het vermoeden van onschuld en waarborgen voor kinderen; is er ten stelligste van overtuigd dat rechtshulp met name daadwerkelijk gewaarborgd dient te zijn om te zorgen voor de effectieve tenuitvoerlegging van de richtlijn betreffende het recht op toegang tot een advocaat; vraagt een discussie over de bescherming van getuigen en klokkenluiders; vraagt dat de versterking van de processuele rechten van verdachten en beklaagden in strafzaken wordt aangemerkt als prioriteit in het programma dat de opvolger van het Stockholm-programma zal zijn en herinnert eraan dat de routekaart niet exhaustief is;

« Verstösst Artikel 132 des Erbschaftssteuergesetzbuches in Verbindung mit den Artikeln 126, 128 und 131 desselben Gesetzbuches gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung in Verbindung mit Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention, indem diese Artikel es ermöglichen, dass der Erbe zur Zahlung einer Geldbusse, die nach dem Tod des Steuerpflichtigen wegen fehlender oder unvollständiger Erklärung des Nachlasses durch den Verstorbenen auferlegt wurde, gehalten ist, während im allgemeinen Strafrecht der Grundsatz der Persönlichkeit der Strafe (Artikel 86 des Strafgesetzbuches und Artikel 20 des einleitenden Titels des Strafprozessgesetzbuches) sowie die in Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention formulierte Unschuldsvermutung gilt?
« Schendt artikel 132 W.Succ., samen gelezen met de artikelen 126, 128 en 131 W.Succ., de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, samen gelezen met artikel 6 E.V. R.M., doordat deze artikelen toelaten dat de erfgenaam gehouden is tot betaling van een boete, opgelegd na het overlijden van de belastingplichtige, wegens niet- of onvolledige aangifte van nalatenschap door de overledene, daar waar in het gemeen strafrecht het principe geldt van de persoonlijkheid van de straf (artikel 86 Sw. en artikel 20 V. T.Sv) alsook het vermoeden van onschuld, verwoord in artikel 6 E.V. R.M. ?

« Verstösst Artikel 132 des Erbschaftssteuergesetzbuches in Verbindung mit den Artikeln 126, 128 und 131 desselben Gesetzbuches gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung in Verbindung mit Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention, indem diese Artikel es ermöglichen, dass der Erbe zur Zahlung einer Geldbusse, die nach dem Tod des Steuerpflichtigen wegen fehlender oder unvollständiger Erklärung des Nachlasses durch den Verstorbenen auferlegt wurde, gehalten ist, während im allgemeinen Strafrecht der Grundsatz der Persönlichkeit der Strafe (Artikel 86 des Strafgesetzbuches und Artikel 20 des einleitenden Titels des Strafprozessgesetzbuches) sowie der in Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention formulierten Unschuldsvermutung gilt?
« Schendt artikel 132 van het Wetboek der successierechten, samen gelezen met de artikelen 126, 128 en 131 van het Wetboek der successierechten, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, samen gelezen met artikel 6 E.V. R.M., doordat deze artikelen toelaten dat de erfgenaam gehouden is tot betaling van een boete, opgelegd na het overlijden van de belastingplichtige, wegens niet- of onvolledige aangifte van nalatenschap door de overledene, daar waar in het gemeen strafrecht het principe geldt van de persoonlijkheid van de straf (artikel 86 Sw. en artikel 20 V. T.Sv) alsook het vermoeden van onschuld, verwoord in artikel 6 E.V. R.M. ?

Hans-Martin Tillack dagegen, für den die Unschuldsvermutung gilt, wurde von OLAF noch immer nicht angehört.
De heer Hans-Martin Tillack - onschuldig, totdat hij schuldig is bevonden - is echter nog steeds niet gehoord door het OLAF.