(5) Falls die Kredit- und Finanzinstitute Zweifel hegen, ob die in den vorstehenden Absätzen genannten Kunden im eigenen Namen handeln, oder falls sie die Gewißheit haben, daß diese nicht im eigenen Namen handeln, ergreifen sie angemessene Maßnahmen, um Informationen über die tatsächliche Identität der Personen einzuholen, in deren Namen diese Kunden handeln.
5. Indien wordt betwijfeld of de in de voorgaande leden bedoelde cliënten voor eigen rekening handelen, of indien vaststaat dat dit niet het geval is, treffen de kredietinstellingen en de financiële instellingen redelijke maatregelen om informatie te verkrijgen omtrent de ware identiteit van de personen voor wier rekening deze cliënten handelen.