4. betont, dass das Unionsrecht neutral sein sollte und – sofern keine zwingenden Gründe des öffentlichen Interesses vorliegen – nicht angepasst werden sollte, um rechtmäßige Geschäftsmodelle oder Dienste zu fördern oder zu behindern;
4. benadrukt dat het Unierecht neutraal moet zijn en, indien er geen sprake is van dwingende redenen van openbaar belang, niet ontworpen mag zijn om gelijk welk wettelijk bedrijfsmodel of dienst te bevorderen of te belemmeren;