Allerdings steht das Unionsrecht einer unwiderlegbaren Vermutung entgegen, wonach der gemäß der Dublin–II–Verordnung als zuständig bestimmte Mitgliedstaat die Unionsgrundrechte beachtet.
Het Hof is echter van oordeel dat het Unierecht in de weg staat aan een onweerlegbaar vermoeden dat de op basis van de verordening verantwoordelijke lidstaat de grondrechten van de Europese Unie eerbiedigt.