Vertaling van "umweltindustrie " (Duits → Nederlands) :

TERMINOLOGIE

Umweltindustrie [ Öko-Industrie | Umweltschutzindustrie | Umweltschutzwirtschaft ]
milieu-industrie [ eco-industrie | ecologische industrie ]

Öko-Industrie | Umweltindustrie | Umweltschutzindustrie | Umweltschutzwirtschaft
eco-industrie | milieu-industrie

IN-CONTEXT TRANSLATIONS

In der Umweltindustrie sind bereits mehr Menschen beschäftigt als in der Kraftfahrzeug- oder der Pharmaindustrie.
In de milieu-industrie werken nu al meer mensen dan in sectoren zoals de automobielindustrie of de farmaceutische sector.

Dabei stützt sie sich auf die Wettbewerbsfähigkeit der EU im Bereich der Umweltindustrie und setzt sich für deren Steigerung ein. Die EU bemüht sich weiterhin um eine Liberalisierung des Handels mit Umweltgütern und -dienstleistungen im Rahmen der WTO-Gespräche zur „Entwicklungsagenda von Doha“ und im Kontext bilateraler Handelsgespräche.
De EU blijft zich in de WTO-onderhandelingen in het kader van de Doha-ontwikkelingsagenda en van bilaterale handelsbesprekingen inspannen om de handel in milieugoederen en –diensten te liberaliseren.

Allein für die Umweltindustrie wurde der Weltmarkt für Umweltgüter und -dienstleistungen im Jahr 2003 auf über 500 Mrd. Euro geschätzt – vergleichbar mit der Luftfahrt- oder der Pharmaindustrie – und er wächst weiter um jährlich rund 5 %[3].
Wanneer alleen de milieu-industrie in beschouwing wordt genomen, vertegenwoordigde de wereldmarkt voor milieugoederen en -diensten in 2003 een waarde van meer dan 500 miljard euro, een bedrag dat vergelijkbaar is met omzet van de lucht- en ruimtevaartindustrie of de farmaceutische sector en jaarlijks met ongeveer 5% blijft groeien[3].

(b) Produktionszuwachs in der Umweltindustrie der EU,
(b) de groei van de industriële productie in de Unie in eco-ondernemingen;

(b) KMU-Wachstum hinsichtlich Wertschöpfung, auch in der Umweltindustrie,
(b) de kmo-groei op het gebied van toegevoegde waarde, onder meer in eco-ondernemingen;

Um das Missverhältnis bei den Kompetenzen abzumildern, müssen die Länder ihre Investitionen in die berufliche und schulische Bildung sowie ihre Aufwendungen für aktive arbeitsmarktpolitische Maßnahmen optimieren und die Schaffung hochqualifizierter Stellen in Wachstumsbranchen wie der Umweltindustrie und -technologie, den Informations- und Kommunikationstechnologien und dem Gesundheitssektor fördern.
Om de vaardigheden beter op de banen af te stemmen, moeten landen doeltreffender investeren in onderwijs en opleiding, uitgaven beter toespitsen op actieve arbeidsmarktmaatregelen, en het scheppen van hooggekwalificeerde banen in groeisectoren zoals de groene economie en technologie, de informatie- en communicatietechnologie en de gezondheidszorg steunen.

20. betont, dass die rasche Innovation in den Umweltwissenschaften und in der Umweltindustrie eine offene Haltung der europäischen und der einzelstaatlichen Behörden verlangt, um neue Fertigkeiten, Qualifikationen und akademische Ausbildungsgänge aufzugreifen und die Weitergabe von Wissen und Innovation zu erleichtern; betont ferner, dass es deshalb nötig ist, dass die EU und ihre Mitgliedstaaten das lebenslange Lernen für Fachkräfte und Bedienstete, die in der Umweltindustrie oder anderen Umweltbereichen tätig sind, erleichtern, da damit die Fähigkeit zur Übernahme und Umsetzung wissenschaftlicher oder technischer Entwicklungen gestärkt wird;
20. benadrukt dat de snelle innovatie in de milieuwetenschappen en de milieusector een open attitude van de Europese en nationale autoriteiten vereist om nieuwe vaardigheden, kwalificaties en academische studies te aanvaarden en de overdracht van kennis en innovatie te vergemakkelijken; daartoe moeten de EU en de lidstaten een leven lang leren voor beroepsbeoefenaren en ambtenaren die in de eco-industrie en de milieusector werken, faciliteren, omdat dit de capaciteit voor overname en toepassing van wetenschappelijke en technische ontwikkelingen zal vergroten;

14. ist überzeugt, dass „grüne“ nachhaltige Jobs kein Anhängsel sein dürfen, sondern dass Wirtschaft und Gesellschaft insgesamt nachhaltig ausgerichtet werden müssen; ist sich der Tatsache bewusst, dass es keinen abgrenzbaren Wirtschaftszweig „Umweltschutz“ oder „Umweltindustrie“ gibt, da die Umweltschutzwirtschaft viele klassische Branchen wie das produzierende Gewerbe, die Bauwirtschaft oder die Dienstleistungsbranche betrifft; fordert daher, die ILO-Definition als Arbeitsdefinition zu übernehmen, wonach alle Arbeitsplätze, die nachhaltige Entwicklung vorantreiben, „grüne“ nachhaltige Jobs sind; legt dar, dass die Definition zunächst Arbeitsplätze, die direkt Energie- und Rohstoffverbrauch verringern, Ökosysteme und Biodiversität schützen und Abfallproduktion und Luftverschmutzung minimieren, und danach alle Arbeitsplätze, die den ökologischen Fußabdruck verringern, umfasst; erkennt an, dass wegen des relativen Charakters der Definition das Jobpotenzial nicht endgültig benennbar ist;
14. is ervan overtuigd dat groene duurzame banen geen aanhangsel mogen zijn, maar dat de economie en de samenleving als geheel duurzaam georganiseerd moeten zijn; is zich bewust van het feit dat er geen aparte bedrijfstak "milieubescherming" of "milieu-industrie" bestaat, omdat de activiteit op het gebied van milieubescherming verweven is met vele klassieke sectoren, zoals de productiesector, de bouw en de dienstensector; roept daarom op om voorlopig de IAO-definitie als werkdefinitie over te nemen op grond waarvan alle arbeidsplaatsen die een duurzame ontwikkeling bevorderen, als groene duurzame banen aangemerkt dienen te worden; stelt dat de definitie zowel arbeidsplaatsen omvat die direct tot een vermindering van het energie- en grondstoffenverbruik leiden, die ecosystemen en biodiversiteit beschermen en die de afvalproductie en luchtvervuiling minimaliseren, als arbeidsplaatsen die de ecologische voetafdruk verminderen; onderkent dat de definitie van het werkgelegenheidspotentieel als gevolg van het relatieve karakter van die afbakening niet definitief vastgelegd kan worden;

14. ist überzeugt, dass „grüne“ nachhaltige Jobs kein Anhängsel sein dürfen, sondern dass Wirtschaft und Gesellschaft insgesamt nachhaltig ausgerichtet werden müssen; ist sich der Tatsache bewusst, dass es keinen abgrenzbaren Wirtschaftszweig „Umweltschutz“ oder „Umweltindustrie“ gibt, da die Umweltschutzwirtschaft viele klassische Branchen wie das produzierende Gewerbe, die Bauwirtschaft oder die Dienstleistungsbranche betrifft; fordert daher, die ILO-Definition als Arbeitsdefinition zu übernehmen, wonach alle Arbeitsplätze, die nachhaltige Entwicklung vorantreiben, „grüne“ nachhaltige Jobs sind; legt dar, dass die Definition zunächst Arbeitsplätze, die direkt Energie- und Rohstoffverbrauch verringern, Ökosysteme und Biodiversität schützen und Abfallproduktion und Luftverschmutzung minimieren, und danach alle Arbeitsplätze, die den ökologischen Fußabdruck verringern, umfasst; erkennt an, dass wegen des relativen Charakters der Definition das Jobpotenzial nicht endgültig benennbar ist;
14. is ervan overtuigd dat groene duurzame banen geen aanhangsel mogen zijn, maar dat de economie en de samenleving als geheel duurzaam georganiseerd moeten zijn; is zich bewust van het feit dat er geen aparte bedrijfstak „milieubescherming” of „milieu-industrie” bestaat, omdat de activiteit op het gebied van milieubescherming verweven is met vele klassieke sectoren, zoals de productiesector, de bouw en de dienstensector; roept daarom op om voorlopig de IAO-definitie als werkdefinitie over te nemen op grond waarvan alle arbeidsplaatsen die een duurzame ontwikkeling bevorderen, als groene duurzame banen aangemerkt dienen te worden; stelt dat de definitie zowel arbeidsplaatsen omvat die direct tot een vermindering van het energie- en grondstoffenverbruik leiden, die ecosystemen en biodiversiteit beschermen en die de afvalproductie en luchtvervuiling minimaliseren, als arbeidsplaatsen die de ecologische voetafdruk verminderen; onderkent dat de definitie van het werkgelegenheidspotentieel als gevolg van het relatieve karakter van die afbakening niet definitief vastgelegd kan worden;

Folgende spezifische Themenbereiche hat die Kommission festgestellt: - Anpassungsfähigkeit an den Arbeitsplatz sowie das Potential neuer Beschäftigungsformen auf der Grundlage neuer Formen der Arbeitsorganisation; - Entwicklung neuer Arbeitszeitstrukturen, die zu einer Ausweitung der Beschäftigungsmöglichkeiten beitragen können; - Entwicklung von Ausbildungssystemen und Qualifikationen, die die Integration in den Arbeitsmarkt verbessern und strukturelle Veränderungen vorwegnehmen können; - Untersuchung der Möglichkeiten zur Verringerung der Arbeitskosten und zur Steigerung der Beschäftigungsintensität, insbesondere durch Änderung des Einflusses von Besteuerungssystemen; - Nutzung des Potentials an Beschäftigungswachstum in neuen Arbeitsbereichen - wie beispielsweise Umweltindustrie, Kunst, Haushaltsdienstleistungen usw.; - Arbeitsplatzschaffung in kleinen Unternehmen und durch selbständige Erwerbstätigkeit, sowie die Rolle der KMU allgemein; - die Rolle lokaler Initiativen und lokaler Wirtschafts- und Beschäftigungsentwicklung bei der Stärkung der Fähigkeit einzelner Regionen, neue Arbeitsplätze zu schaffen; - die Rolle der verschiedenen Dienststellen und Partner bei der Entwicklung effizienter externer Arbeitsmärkte.
Wat de specifieke aangelegenheden betreft, heeft de Commissie met name de volgende punten aangestipt: - de aanpassingsmogelijkheden op de arbeidsplaats en de mogelijkheden om op basis van nieuwe organisatievormen van de arbeidstijd nieuwe vormen van werkgelegenheid te ontwikkelen; - het ontwikkelen van nieuwe arbeidstijdstructuren die de werkgelegenheidsmogelijkheden kunnen vergroten; - de ontwikkeling van opleidings- en kwalificatiesystemen die de integratie in de arbeidsmarkt kunnen verbeteren en die rekening houden met structuurwijzigingen; - onderzoek naar de mogelijkheid de loonkosten te verminderen en het scheppen van banen aan te moedigen, met name door het wijzigen van de heffingsstelsels; - het benutten van de mogelijkheden die nieuwe sectoren - milieunijverheid, kunst, huishoudelijke diensten, enz. - bieden om meer werkgelegenheid te scheppen; - het scheppen van banen dank zij het midden- en kleinbedrijf en de zelfstandige beroepen, en de rol van het MKB in het algemeen; - de rol van plaatselijke initiatieven en van de ontwikkeling van de economie en de werkgelegenheid op plaatselijk niveau in de versterking van het vermogen van de regio's om banen te scheppen; - de rol van de verschillende organen en partners bij het opzetten van efficiënte externe arbeidsmarkten.