Trotz des Umstands, dass die Artikel 36bis und 38 des Gesetzes vom 8. April 1965 in besonderen Fällen die Möglichkeit einräumen, Personen, die zum Zeitpunkt der Tat älter als sechzehn Jahre waren, vor das aufgrund des gemeinen Rechts zuständige Gericht zu bringen, können die beanstandeten Massnahmen nicht als verhältnismässig bewertet werden.
De omstandigheid dat de artikelen 36bis en 38 van de wet van 8 april 1965 in specifieke gevallen toestaan personen ouder dan zestien jaar op het ogenblik van de feiten voor het gerecht, bevoegd op grond van het gemeen recht, te brengen, volstaat niet om aan de in het geding zijnde maatregelen hun onevenredig karakter te ontnemen.