Vertaling van "umfang voraussetzt " (Duits → Nederlands) :

TERMINOLOGIE

Umfang
omvang

Umfang (nom masculin)
draagwijdte (nom féminin) | inhoud (nom masculin) | omvang (nom masculin) | scope (nom)

Umfang des Militärpersonals
personeelsenveloppe van militairen

Umfang des Auftrags
omvang van de opdracht

Regelung zur Unterstützung von Investitionen von geringem Umfang in Setubal
Steunregeling kleine investeringen te Setúbal

Umfang der Ausgabe von Münzen
omvang van de uitgifte van munten

tatsächlicher Umfang der Reifenauflagefläche
virtuele perimeter van de bandafdruk

Umfang der Transaktionen
omvang van de transacties

IN-CONTEXT TRANSLATIONS

In diesem Zusammenhang ist darauf hinzuweisen, dass die Regel der Entsprechung von Besoldungsgruppe und Dienstposten einen Vergleich zwischen den vom Beamten oder Bediensteten ausgeführten Aufgaben und seiner Besoldungsgruppe in der Hierarchie nach Art, Bedeutung und Umfang voraussetzt (Urteil Michail/Kommission, F‑100/09, EU:F:2011:132, Rn. 65).
Er zij in dit verband aan herinnerd dat de regel van overeenstemming tussen de rang en het ambt impliceert dat de door een ambtenaar of functionaris uitgeoefende functies, gelet op hun aard, hun belang en omvang, moeten worden vergeleken met zijn rang in de hiërarchie (arrest Michail/Commissie, F‑100/09, EU:F:2011:132, punt 65).

63. begrüßt, dass die Entwicklungshilfe nicht länger die wichtigste Einkommensquelle für viele der ärmsten Länder der Welt ist; betont, dass die Wirksamkeit der Entwicklungshilfe voraussetzt, armen Ländern die Mobilisierung eigener Einnahmen zu ermöglichen, und bedauert, dass illegale Kapitalflucht aus Entwicklungsländern in einem Umfang, der den Zufluss von Kapital in diese Länder übersteigt, z.B. durch Korruption und Steuerhinterziehung in großem Stil, ein akutes und erhebliches Problem darstellt, das die Armutsminderung behindert und die Abhängigkeit von Hilfe verlängert;
63. is verheugd dat ontwikkelingshulp niet meer de overheersende bron van inkomsten is voor veel van de armste landen ter wereld; benadrukt dat arme landen, wil hulp doeltreffend zijn, hun nationale inkomsten moeten kunnen aanwenden en betreurt dat illegale kapitaalvlucht vanuit ontwikkelingslanden van bedragen die de kapitaalinstroom in die landen te boven gaan, bijvoorbeeld door corruptie en grootschalige belastingontduiking, een acuut en substantieel probleem is dat de armoedebestrijding belemmert en de afhankelijkheid van hulp bestendigt;

23. weist erneut darauf hin, dass die freie Meinungsäußerung und der Medienpluralismus den Kern der europäischen Werte bilden und dass eine wirklich demokratische, freie und pluralistische Gesellschaft eine wirklich freie Meinungsäußerung voraussetzt; weist darauf hin, dass sich die freie Meinungsäußerung nicht nur auf Informationen oder Gedanken erstreckt, die positiv aufgenommen werden oder als harmlos angesehen werden, sondern im Einklang mit der Europäischen Konvention zum Schutze der Menschenrechte auch auf solche, die „für den Staat oder einen Bevölkerungsteil Anstoß erregend, beunruhigend oder kränkend sind“; bedauert, dass einige Rechtsvorschriften wie etwa Artikel 301, Artikel 318 und Artikel 220 Absatz 6 in Verbindung mit Artikel 314 Absatz 2, Artikel 285 und Artikel 288 des Strafgesetzbuches sowie Artikel 6 und Artikel 7 Absatz 2 des Gesetzes zur Bekämpfung des Terrorismus die freie Meinungsäußerung weiterhin einschränken; betont, dass die Aufhebung der Rechtsvorschriften, die unverhältnismäßig hohe Strafen für die Medien vorsehen – und in einigen Fällen zur Einstellung ihres Betriebs oder zur Selbstzensur durch Journalisten oder ihre Verleger führen –, und die Reform des Gesetzes 5651/2007 über das Internet, welches die freie Meinungsäußerung begrenzt, das Recht der Bürgerinnen und Bürger auf Zugang zu Informationen einschränkt und Verbote von Webseiten in einem unverhältnismäßigen Umfang und für einen unverhältnismäßigen Zeitraum ermöglicht, sehr dringend sind; bekräftigt daher seine früheren Forderungen, die Überprüfung des Rechtsrahmens für die Meinungsfreiheit abzuschließen und ihn unverzüglich in Einklang mit der Europäischen Menschenrechtskonvention und der Rechtsprechung des Europäischen Gerichtshofs für Menschenrechte zu bringen;
23. herinnert eraan dat de vrijheid van meningsuiting en de pluriformiteit van de media Europese kernwaarden zijn en dat voor een daadwerkelijk democratische, vrije en pluriforme samenleving een echte vrijheid van meningsuiting een absolute vereiste is; herinnert eraan dat de vrijheid van meningsuiting niet alleen geldt voor informatie of ideeën die gunstig worden onthaald of die worden beschouwd als ongevaarlijk, maar ook, overeenkomstig het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, voor die welke de staat of welk deel van de bevolking ook beledigen, schokken of storen; betreurt het feit dat een aantal wettelijke bepalingen, zoals de artikelen 301 en 318, artikel 220, lid 6, in combinatie met artikel 314, lid 2, en de artikelen 285 en 288 van het wetboek van strafrecht, alsmede de artikelen 6 en 7, lid 2, van de antiterreurwet nog steeds de vrijheid van meningsuiting beknotten; onderstreept dat het buitengewoon urgent is maatregelen te nemen tot afschaffing van wetgeving die voorziet in buitensporig hoge boetes voor de media – hetgeen in sommige gevallen tot sluiting, zelfcensuur door journalisten of hun redacteuren leidt – en tot herziening van wet 5651/2007 inzake het internet, die de vrijheid van meningsuiting inperkt, een beknotting betekent van de rechten van de burgers op toegang tot informatie en mogelijkheden biedt tot een verbod op websites van disproportionele omvang en duur; herhaalt derhalve zijn vorige verzoeken om de herziening van het juridische kader voor de vrijheid van meningsuiting af te ronden, en dit kader onverwijld in overeenstemming te brengen met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de mens;

21. weist erneut darauf hin, dass die freie Meinungsäußerung und der Medienpluralismus den Kern der europäischen Werte bilden und dass eine wirklich demokratische, freie und pluralistische Gesellschaft eine wirklich freie Meinungsäußerung voraussetzt; weist darauf hin, dass sich die freie Meinungsäußerung nicht nur auf Informationen oder Gedanken erstreckt, die positiv aufgenommen werden oder als harmlos angesehen werden, sondern im Einklang mit der Europäischen Konvention zum Schutze der Menschenrechte auch auf solche, die „für den Staat oder einen Bevölkerungsteil Anstoß erregend, beunruhigend oder kränkend sind“; bedauert, dass einige Rechtsvorschriften wie etwa Artikel 301, Artikel 318 und Artikel 220 Absatz 6 in Verbindung mit Artikel 314 Absatz 2, Artikel 285 und Artikel 288 des Strafgesetzbuches sowie Artikel 6 und Artikel 7 Absatz 2 des Gesetzes zur Bekämpfung des Terrorismus die freie Meinungsäußerung weiterhin einschränken; betont, dass die Aufhebung der Rechtsvorschriften, die unverhältnismäßig hohe Strafen für die Medien vorsehen – und in einigen Fällen zur Einstellung ihres Betriebs oder zur Selbstzensur durch Journalisten oder ihre Verleger führen –, und die Reform des Gesetzes 5651/2007 über das Internet, welches die freie Meinungsäußerung begrenzt, das Recht der Bürgerinnen und Bürger auf Zugang zu Informationen einschränkt und Verbote von Webseiten in einem unverhältnismäßigen Umfang und für einen unverhältnismäßigen Zeitraum ermöglicht, sehr dringend sind; bekräftigt daher seine früheren Forderungen, die Überprüfung des Rechtsrahmens für die Meinungsfreiheit abzuschließen und ihn unverzüglich in Einklang mit der Europäischen Menschenrechtskonvention und der Rechtsprechung des Europäischen Gerichtshofs für Menschenrechte zu bringen;
21. herinnert eraan dat de vrijheid van meningsuiting en de pluriformiteit van de media Europese kernwaarden zijn en dat voor een daadwerkelijk democratische, vrije en pluriforme samenleving een echte vrijheid van meningsuiting een absolute vereiste is; herinnert eraan dat de vrijheid van meningsuiting niet alleen geldt voor informatie of ideeën die gunstig worden onthaald of die worden beschouwd als ongevaarlijk, maar ook, overeenkomstig het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, voor die welke de staat of welk deel van de bevolking ook beledigen, schokken of storen; betreurt het feit dat een aantal wettelijke bepalingen, zoals de artikelen 301 en 318, artikel 220, lid 6, in combinatie met artikel 314, lid 2, en de artikelen 285 en 288 van het wetboek van strafrecht, alsmede de artikelen 6 en 7, lid 2, van de antiterreurwet nog steeds de vrijheid van meningsuiting beknotten; onderstreept dat het buitengewoon urgent is maatregelen te nemen tot afschaffing van wetgeving die voorziet in buitensporig hoge boetes voor de media – hetgeen in sommige gevallen tot sluiting, zelfcensuur door journalisten of hun redacteuren leidt – en tot herziening van wet 5651/2007 inzake het internet, die de vrijheid van meningsuiting inperkt, een beknotting betekent van de rechten van de burgers op toegang tot informatie en mogelijkheden biedt tot een verbod op websites van disproportionele omvang en duur; herhaalt derhalve zijn vorige verzoeken om de herziening van het juridische kader voor de vrijheid van meningsuiting af te ronden, en dit kader onverwijld in overeenstemming te brengen met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de mens;

23. fordert die Mitgliedstaaten auf, die Roma-Gemeinde an der Basis einzubeziehen, damit ihre Angehörigen in die Lage versetzt werden, in vollem Umfang von den Fördermaßnahmen der Europäischen Union zur Durchsetzung ihrer Rechte und Eingliederung ihrer Gemeinschaften unter anderem im Bereich der Bildung, Beschäftigung und Bürgerbeteiligung profitieren zu können, weil eine erfolgreiche Integration einen Bottom-Up-Ansatz und gemeinsame Verantwortung voraussetzt; betont die Wichtigkeit der Entwicklung von Humanressourcen und beruflicher Kompetenzen in der Roma-Gemeinde, um die Beteiligung der Roma auf allen Ebenen der öffentlichen Verwaltung einschließlich der EU-Institutionen zu gewährleisten;
23. roept de lidstaten ertoe op de Roma vanaf de laagste niveaus bij het beleid te betrekken zodat ze maximaal voordeel kunnen halen uit de stimuleringsmaatregelen van de EU voor alle initiatieven ter ondersteuning van hun rechten en de integratie van hun gemeenschappen zowel op het gebied van onderwijs, als van werkgelegenheid en burgerparticipatie, zulks omdat succesvolle integratie een aanpak van onderaf en gedeelde verantwoordelijkheden vereist; onderstreept het belang van de ontwikkeling van menselijk potentieel en vakbekwaamheid bij de Roma met het oog op een ruimere vertegenwoordiging bij het openbaar bestuur op alle niveaus, inclusief de EU-instellingen;