Dass die Kommission eine endgültige Entscheidung über die Aussetzung einer beantragten Zwischenzahlung mehr als drei Jahre nach der Fristunterbrechung für den ersten Zwischenzahlungsantrag treffe und damit die in Art. 88 Abs. 1 der Verordnung Nr. 1198/2006 vorgesehene Sechsmonatsfrist nicht einhalte, verstoße klar gegen den Grundsatz der Rechtssicherheit.
Dat de Commissie een definitief besluit over de schorsing van een gevraagde tussentijdse betaling meer dan drie jaar na de stuiting van de termijn voor het eerste verzoek om tussentijdse betalingen neemt en dus de in artikel 88, lid 1, van verordening nr. 1198/2006 gestelde termijn van zes maanden niet in acht neemt, schendt duidelijk het rechtszekerheidsbeginsel.