(3) Tiere, die während des Transports verendet sind, und Kühe, die während des Transports vor ihrer ersten Entladung im Endbestimmungsdrittland gekalbt oder verworfen haben, werden für die Zwecke der Absätze 1 und 2 nicht berücksichtigt, wenn der Ausführer der zuständigen Behörde nachweisen kann, dass das Verenden bzw. das Abkalben oder Verwerfen nicht auf Verstöße gegen die Richtlinie 91/628/EWG zurückzuführen ist.
3. Tijdens het vervoer gestorven dieren en dieren die vóór de eerste lossing in het derde land van de eindbestemming gekalfd hebben (ook ontijdig), worden voor de toepassing van de leden 1 en 2 niet meegerekend wanneer de exporteur ten genoegen van de bevoegde autoriteit aantoont dat hun dood of het (ontijdig) kalven niet het gevolg was van de niet-inachtneming van de voorschriften van Richtlijn 91/628/EEG.