F. in der Erwägung, dass die weltweite Getreideerzeugun
g von 824 Millionen Tonnen im Jahr 1960 auf etwa 2,2 Milliarden Tonnen im Jahr 2010 angestiegen ist und jedes Jahr um 27 Millionen Tonnen steigt; in der Erwägung, dass ein Anstieg der Getreideerzeugung von der heutigen Menge bis 2050 – sofern sich der Anstieg der weltweiten landwirtschaftlichen Erzeugung so fortsetzt – ausreichen würde, um die Weltbevölkerung zu ernähren; in der Erwägung, dass gleichzeitig etwa 14 % der gesamten Erzeugung als Verlust nach Einholung der Ernte zu v
erzeichnen sind und weitere 15 % im V ...[+++]ertrieb und als Haushaltsabfälle verloren gehen, weshalb drei Fünftel der bis 2050 benötigten Zunahme des Angebots schon allein dadurch erzielt werden könnten, dass keine Lebensmittel mehr verschwendet werden; F. overwegende dat de mondiale graanproductie is gestegen van 824 miljoen ton in 1960 tot circa 2,2 miljard ton in 2010 en dat de productie elk jaar met 27 miljoen ton toeneemt; overwegende dat, als deze trend in de wereldwijde landbouwproductie aanhoudt, de toename van de graanproductie tot 2050 ten opzichte van die van vandaag zou volstaan om de wereldbevolking te voeden; wijst erop dat, aangezien er na het oogsten zo'n 14% van de productie verloren gaat, en nog eens 15% bij de distributie en in huishoudens, drie vijfde van de totale productietoename die voor 2050 nodig
is gerealiseerd zou kunnen worden als er een einde werd gemaakt
...[+++] aan de verspilling;