(2) Die Mitgliedstaaten tragen dafür Sorge, dass die Impfung gegen nicht exotische Krankheiten im Sinne von Anhang III Teil II in für seuchenfrei erklärten oder in unter genehmigte Bekämpfungs- und Tilgungsprogramme fallenden Teilen ihres Hoheitsgebiets verboten ist.
2. De lidstaten dragen er zorg voor dat vaccinatie tegen de in deel II van bijlage III vermelde niet-exotische ziekten verboden is in delen van hun grondgebied die vrij verklaard zijn van de desbetreffende ziekten of waar bestrijdings- en uitroeiingsprogramma's van toepassing zijn .