Vertaling van "temperatur benetzten " (Duits → Nederlands) :

TERMINOLOGIE

absolute Temperatur | Kelvin-Temperatur | thermodynamische Temperatur | T [Abbr.]
absolute temperatuur | thermodynamische temperatuur

durchschnittliche tägliche Temperatur | gemittelte tägliche Temperatur | mittlere tägliche Temperatur
gemiddelde dagelijkse temperatuur

im Herstellungsprozess von Lebensmitteln und Getränken die Temperatur überwachen | Temperatur bei der Herstellung von Lebensmitteln und Getränken überwachen
temperatuur in het productieproces van levensmiddelen en dranken monitoren | temperatuur in het productieproces van levensmiddelen en dranken volgen

zulässige maximale/minimale Temperatur | zulässige Mindest-/Höchsttemperatur | zulässige minimale/maximale Temperatur | TS [Abbr.]
maximaal/minimaal toelaatbare temperatuur | TS [Abbr.]

Temperatur im Härteofen einstellen
droogovens afstellen | droogovens bijstellen | uithardingsovens afstellen | uithardingsovens bijstellen

Essen wieder aufwärmen | Nacherwärmungsmethoden verwenden | Lebensmittel wieder auf die gewünschte Temperatur bringen | Wiederaufwärmmethoden verwenden
eten warm houden met verschillende technieken | opstomen | opwarmtechnieken gebruiken | warm houden met infraroodlampen

zulässige minimale/maximale Temperatur
maximaal/minimaal toelaatbare temperatur

Temperatur
temperatuur

IN-CONTEXT TRANSLATIONS

Die Umgebungstemperatur muss stets nahe der Temperatur der benetzten Oberfläche liegen; der Temperaturunterschied zwischen der Umgebung und der benetzten Oberfläche muss weniger als 10 °C betragen.
De omgevingstemperatuur moet in de buurt blijven van de oppervlaktetemperatuur van de natgemaakte testbaan; het verschil tussen de omgevingstemperatuur en de oppervlaktetemperatuur van de natgemaakte testbaan mag niet meer dan 10 °C bedragen.

Die Temperatur der benetzten Oberfläche muss innerhalb eines Bereichs von ± 5 °C um die Temperatur beim ersten Prüfzyklus liegen.
De temperatuur van het natte wegdek ligt binnen de ± 5 °C van de temperatuur van de eerste testcyclus.

Sowohl die Temperatur der benetzten Oberfläche als auch die Lufttemperatur müssen bei Winterreifen zwischen 2 °C und 20 °C und bei normalen Reifen zwischen 5 °C und 35 °C betragen.
De oppervlaktetemperatuur van de natgemaakte testbaan en de omgevingstemperatuur moeten tussen 2 °C en 20 °C liggen voor winterbanden en tussen 5 °C en 35 °C voor normale banden.

Die Temperatur der benetzten Oberfläche darf sich während der Prüfung nicht um mehr als 10 °C ändern.
De oppervlaktetemperatuur van de natgemaakte testbaan mag tijdens de test niet meer dan 10 °C veranderen.