1. Die Mitgliedstaaten treffen die erforderlichen Maßnahmen, um sicherzustellen, dass juristische Personen für die in den Artikeln 3 bis 5 genannten Straftaten zur Verantwortung gezogen werden können, wenn eine solche Straftat zu ihren Gunsten von einer Person begangen wurde, die entweder allein oder als Teil eines Organs der juristischen Person gehandelt hat und aufgrund einer der folgenden Befugnisse eine leitende Stellung innerhalb der juristischen Person innehat:
1. De lidstaten nemen de maatregelen die noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat rechtspersonen aansprakelijk kunnen worden gesteld voor een van de in de artikelen 3 tot en met 5 bedoelde strafbare feiten, indien deze feiten te hunnen voordele zijn gepleegd door personen die in de rechtspersoon een leidende functie bekleden en die hetzij individueel, hetzij als lid van een orgaan van de rechtspersoon optreden op grond van: