Da die in Artikel 4 § 6 des Betäubungsmittelgesetzes vorgesehene Einziehung ausgesprochen werden kann, ohne dass der gutgläubige Dritte, dem die Sachen gehören, die Möglichkeit erhält, sich vor dem Strafrichter über die etwaige Einziehung zu äußern, ist diese Bestimmung nicht vereinbar mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung in Verbindung mit den Rechten der Verteidigung.
Daar de in artikel 4, § 6, van de Drugswet bedoelde verbeurdverklaring kan worden uitgesproken zonder dat de derde te goeder trouw aan wie de zaken toebehoren, in de mogelijkheid wordt gesteld om zich voor de strafrechter uit te spreken over de eventuele verbeurdverklaring, is die bepaling niet bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de rechten van verdediging.