(3) Da infolge ungünstiger Witterungsbedingungen in mehreren Gebieten der Gemeinschaft Feldfrüchte wie Kartoffeln, Zucker- und Futterrüben, Karotten und Pastinaken auf im Wirtschaftsjahr 2001/02 stillzulegenden Flächen nicht vor dem 15. Januar 2001 geerntet werden können, sollten sie auf Antrag der betroffenen Erzeuger ausnahmsweise bis spätestens 28. Februar 2001 ohne Verlust des Stilllegungsanspruchs geerntet werden dürfen, wenn die Erzeuger nachweisen, dass die sonstigen Voraussetzungen erfuellt sind.
(3) Als gevolg van het slechte weer kunnen in verschillende gebieden in bepaalde lidstaten gewassen op percelen die voor de oogst 2001/2002 uit productie moeten worden genomen, met name aardappelen, suikerbieten, voederbieten, wortelen en pastinaken, niet vóór 15 januari 2001 worden geoogst.
