In der Rechtssache Nr. 1817 beantragt die Flämische Regierung die Nichtigerklärung der Artikel 10 und 11 des obengenannten Gesetzes « insoweit diese Artikel einerseits bestimmen, dass der Fried
ensrichter oder ein stellvertretender Friedensrichter und der Chefgreffier der Gerichtskantone Ath-Lessines und Enghien-Lens die Kenntnis der niederländischen Sprache nachweisen müssen, und andererseits, dass der Fried
ensrichter oder ein stellvertretender Friedensrichter und der Chefgreffier des zweiten Gerichtskantons Kortrijk, des zweiten Geri
...[+++]chtskantons Ypern-Poperinge und des Gerichtskantons Ronse und Herne-Sint-Pieters-Leeuw die Kenntnis der französischen Sprache nachweisen müssen ».
In de zaak nr. 1817 vraagt de Vlaamse Regering de vernietiging van de artikelen 10 en 11 van de voormelde wet « in zoverre die artikelen bepalen, enerzijds dat de vrederechter of een plaatsvervangend vrederechter en de hoofdgriffier van de gerechtelijke kantons Aat-Lessen en Edingen-Lens moeten bewijzen de Nederlandse taal te kennen, anderzijds dat de vrederechter of een plaatsvervangend vrederechter en de hoofdgriffier van het tweede gerechtelijk kanton Kortrijk, het tweede gerechtelijk kanton Ieper-Poperinge en de gerechtelijke kantons Ronse en Herne-Sint-Pieters-Leeuw moeten bewijzen de Franse taal te kennen ».