Traduction de «standes betrifft gegen » (Allemand → Néerlandais) :

5. fordert die Kommission auf, sicherzustellen, dass am EU-Stand der Expo 2015 auf das dringende Erfordernis aufmerksam gemacht wird, die gravierenden Probleme entlang der gesamten Versorgungskette anzugehen – unter anderem, was die langfristige Nachhaltigkeit der Erzeugung, des Vertriebs und des Verbrauchs von Lebensmitteln betrifft –, gegen die Verschwendung von Lebensmitteln vorzugehen und Unterernährung, Fehlernährung sowie Fettleibigkeit zu bekämpfen;
5. verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat het "EU-paviljoen" op de expo 2015 de bezoekers doet beseffen dat er dringende problemen in de gehele voedselvoorzieningsketen moeten worden aangepakt, waaronder het op termijn in stand houden van de productie, distributie en consumptie van levensmiddelen, dat de voedselverspilling moet worden tegengegaan en dat actie moet worden ondernomen tegen verkeerde voeding, slechte eetgewoonten en obesitas;

4. fordert die Kommission auf, sicherzustellen, dass am EU-Stand der Expo 2015 auf das dringende Erfordernis aufmerksam gemacht wird, die gravierenden Probleme entlang der gesamten Versorgungskette anzugehen – unter anderem, was die langfristige Nachhaltigkeit der Erzeugung, des Vertriebs und des Verbrauchs von Lebensmitteln betrifft –, gegen die Verschwendung von Lebensmitteln vorzugehen und Unterernährung, Fehlernährung sowie Fettleibigkeit zu bekämpfen;
4. verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat het "EU-paviljoen" op de expo 2015 de bezoekers doet beseffen dat er dringende problemen in de gehele voedselvoorzieningsketen moeten worden aangepakt, waaronder het op termijn in stand houden van de productie, distributie en consumptie van levensmiddelen, dat de voedselverspilling moet worden tegengegaan en dat actie moet worden ondernomen tegen verkeerde voeding, slechte eetgewoonten en obesitas;

« Verstösst Artikel 412 § 2 Nr. 1 erster Gedankenstrich und Nr. 3 vierter Gedankenstrich des Gerichtsgesetzbuches, eingefügt durch das Gesetz vom 7. Juli 2002 zur Abänderung von Teil II Buch II Titel V des Gerichtsgesetzbuches bezüglich der Disziplin und zur Rückgängigmachung des Gesetzes vom 7. Mai 1999 zur Abänderung des Gerichtsgesetzbuches, was die Disziplinarregelung für die Mitglieder des gerichtlichen Standes betrifft, gegen die Artikel 10, 11 und 13 der Verfassung, an sich und in Verbindung mit Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention und Artikel 14 des Internationalen Paktes über bürgerliche und politische Rechte, indem im Rahmen eines Disziplinarverfahrens die schweren Disziplinarstrafen in Bezug auf die im vorerwähnten Artikel genannten Mitglieder der Staatsanwaltschaft von einem Vorgesetzten auferlegt werden, und zwar vom Generalprokurator beim Appellationshof, der nicht Mitglied der rechtsprechenden Gewalt ist, und ohne dass irgendeine Form der richterlichen Kontrolle vorgesehen ist, während die schweren Disziplinarstrafen in Bezug auf die Magistrate des Sitzes, die Magistrate des Kassationshofes ausgenommen, von der ersten Kammer des Appellationshofes auferlegt werden?
« Schendt het artikel 412, § 2, 1°, eerste streepje, en 3°, vierde streepje, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals ingevoegd door de wet van 7 juli 2002 tot wijziging van deel II, boek II, titel V, van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de tucht en tot intrekking van de wet van 7 mei 1999 tot wijziging, wat het tuchtrecht voor de leden van de rechterlijke orde betreft, van het Gerechtelijk Wetboek, de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, op zich en gelezen in samenhang met het artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, doordat, in het kader van een tuchtprocedure, de zware tuchtstraffen ten aanzien van de in bedoeld artikel opgesomde leden van het Openbaar Ministerie worden opgelegd door een hiërarchische overste, met name de procureur-generaal bij het hof van beroep, niet-lid van de rechterlijke macht, en zonder dat voorzien is in enigerlei vorm van rechterlijke controle, terwijl de zware tuchtstraffen ten aanzien van de leden van de zittende magistratuur, met uitzondering van de magistraten van het Hof van Cassatie, worden opgelegd door de eerste kamer van het Hof van beroep ?

« Verstösst Artikel 412 § 2 Nr. 1 erster Gedankenstrich und Nr. 3 vierter Gedankenstrich des Gerichtsgesetzbuches, eingefügt durch das Gesetz vom 7hhhhqJuli 2002 zur Abänderung von Teil II Buch II Titel V des Gerichtsgesetzbuches bezüglich der Disziplin und zur Rückgängigmachung des Gesetzes vom 7hhhhqMai 1999 zur Abänderung des Gerichtsgesetzbuches, was die Disziplinarregelung für die Mitglieder des gerichtlichen Standes betrifft, gegen die Artikel 10, 11 und 13 der Verfassung, an sich und in Verbindung mit Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention und Artikel 14 des Internationalen Paktes über bürgerliche und politische Rechte, indem im Rahmen eines Disziplinarverfahrens die schweren Disziplinarstrafen in Bezug auf die im vorerwähnten Artikel genannten Mitglieder der Staatsanwaltschaft von einem Vorgesetzten auferlegt werden, und zwar vom Generalprokurator beim Appellationshof, der nicht Mitglied des gerichtlichen Standes ist, und ohne dass irgendeine Form der gerichtlichen Kontrolle vorgesehen ist, während die schweren Disziplinarstrafen in Bezug auf die Magistrate des Sitzes, die Magistrate des Kassationshofes ausgenommen, von der ersten Kammer des Appellationshofes auferlegt werden?
« Schendt het artikel 412, § 2, 1°, eerste streepje, en 3°, vierde streepje, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals ingevoegd door de wet van 7 juli 2002 tot wijziging van deel II, boek II, titel V, van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de tucht en tot intrekking van de wet van 7 mei 1999 tot wijziging, wat het tuchtrecht voor de leden van de rechterlijke orde betreft, van het Gerechtelijk Wetboek, de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, op zich en gelezen in samenhang met het artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, doordat, in het kader van een tuchtprocedure, de zware tuchtstraffen ten aanzien van de in bedoeld artikel opgesomde leden van het Openbaar Ministerie worden opgelegd door een hiërarchische overste, met name de procureur-generaal bij het hof van beroep, niet-lid van de rechterlijke macht, en zonder dat voorzien is in enigerlei vorm van rechterlijke controle, terwijl de zware tuchtstraffen ten aanzien van de leden van de zittende magistratuur, met uitzondering van de magistraten van het Hof van Cassatie, worden opgelegd door de eerste kamer van het Hof van beroep ?

Der Rat billigte einen halbjährlichen Bericht über den Stand der Umsetzung der Strategie der Euro­päischen Union gegen die Verbreitung von Massenvernichtungswaffen; dieser Bericht betrifft die Tätigkeiten im zweiten Halbjahr 2010.
De Raad heeft een zesmaandelijks voortgangsverslag betreffende de uitvoering van de EU-strategie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens goedgekeurd; het verslag bestrijkt de werkzaamheden van het tweede halfjaar van 2010.

Vorbehaltlich der in B.9.12 erwähnten Auslegung verstösst Artikel 12 des Gesetzes vom 7. Juli 2002 « zur Abänderung von Teil II Buch II Titel V des Gerichtsgesetzbuches bezüglich der Disziplin und zur Rückgängigmachung des Gesetzes vom 7. Mai 1999 zur Abänderung des Gerichtsgesetzbuches, was die Disziplinarregelung für die Mitglieder des gerichtlichen Standes betrifft » nicht gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung in Verbindung mit Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention;
Onder voorbehoud van de in B.9.12 vermelde interpretatie, schendt artikel 12 van de wet van 7 juli 2002 « tot wijziging van deel II, boek II, titel V, van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de tucht en tot intrekking van de wet van 7 mei 1999 tot wijziging, wat het tuchtrecht voor de leden van de Rechterlijke Orde betreft, van het Gerechtelijk Wetboek » niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens;

Die Beschwerden der klagenden Parteien sind gegen die Artikel 409, 410, 411, 412 und 415 des Gerichtsgesetzbuches in der durch das Gesetz vom 7. Juli 2002 « zur Abänderung von Teil II Buch II Titel V des Gerichtsgesetzbuches bezüglich der Disziplin und zur Rückgängigmachung des Gesetzes vom 7. Mai 1999 zur Abänderung des Gerichtsgesetzbuches, was die Disziplinarregelung für die Mitglieder des gerichtlichen Standes betrifft » ersetzten Fassung gerichtet.
De grieven van de verzoekende partijen zijn gericht tegen de artikelen 409, 410, 411, 412 en 415 van het Gerechtelijk Wetboek, zoals vervangen bij de wet van 7 juli 2002 « tot wijziging van deel II, boek II, titel V, van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de tucht en tot intrekking van de wet van 7 mei 1999 tot wijziging, wat het tuchtrecht voor de leden van de Rechterlijke Orde betreft, van het Gerechtelijk Wetboek ».

Mit einer Klageschrift, die dem Hof mit am 12. Februar 2003 bei der Post aufgegebenem Einschreibebrief zugesandt wurde und am 17. Februar 2003 in der Kanzlei eingegangen ist, erhoben Klage auf Nichtigerklärung der Artikel 9, 10, 12, 13 und 15 des Gesetzes vom 7. Juli 2002 zur Abänderung von Teil II Buch II Titel V des Gerichtsgesetzbuches bezüglich der Disziplin und zur Rückgängigmachung des Gesetzes vom 7. Mai 1999 zur Abänderung des Gerichtsgesetzbuches, was die Disziplinarregelung für die Mitglieder des gerichtlichen Standes betrifft (veröffentlicht im Belgischen Staatsblatt vom 14. August 2002), wegen Verstosses gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung: die VoG Ceneger, mit Sitz in 1000 Brüssel, Poelaertplein 1, und A. Crabbe, wohnhaft in 1602 Vlezenbeek, Smidsestraat 12.
Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 12 februari 2003 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 17 februari 2003, is beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 9, 10, 12, 13 en 15 van de wet van 7 juli 2002 tot wijziging van deel II, boek II, titel V, van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de tucht en tot intrekking van de wet van 7 mei 1999 tot wijziging, wat het tuchtrecht voor de leden van de Rechterlijke Orde betreft, van het Gerechtelijk Wetboek (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 14 augustus 2002), wegens schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, door de v.z.w Ceneger, met zetel te 1000 Brussel, Poelaertplein 1, en A. Crabbe, wonende te 1602 Vlezenbeek, Smidsestraat 12.

Insgesamt sind hinsichtlich des Stands der Menschenrechte in Pakistan einige positive Entwicklungen zu verzeichnen, wie die Annahme eines Jugendgerichtssystems, doch weitere ernsthafte Bedenken bleiben bestehen, was z. B. die Verleumdungsgesetze, die Gewalt gegen Frauen, die Anwendung der Todesstrafe und die Kinderarbeit betrifft.
Wat de mensenrechten in Pakistan in het algemeen betreft, zijn er een paar positieve ontwikkelingen.