Sie sind im Ubrigen der Auffassung, die Anbindung an die Französische Gemeinschaft durch eine Erklärung des Hausunterrichts beruhe auf keinerlei Verfassungsgrundlage und es gebe in jedem Fall ein Problem für den Unterricht, der in Brüssel in einer anderen Sprache als Französisch oder Niederländisch oder in beiden Sprachen erteilt werde.
Zij zijn overigens van mening dat een aanknoping met de Franse Gemeenschap door een verklaring van huisonderwijs op geen enkele grondwettelijke basis berust en dat in elk geval een probleem bestaat voor het onderwijs dat in Brussel wordt verstrekt in een andere taal dan het Frans of het Nederlands, of in beide talen.