Nach gefestigter Rechtsprechu
ng des Gerichtshofs sollen sämtliche Bestimmungen des AEU-Vertrags über die Freizügigkeit den Unionsbürgern die Ausübung beruflicher Tätigkeiten aller Art im Gebiet der Un
ion erleichtern und stehen Maßnahmen entgegen, die die Unionsbürger benachteiligen könnten,
wenn sie im Gebiet eines anderen Mitgliedstaats eine wirtschaftliche Tätigkeit ausüben wollen (vgl. u.a. Urteil Las, C-202/11, EU: C: 2013: 239
...[+++], Rn. 19 und die dort angeführte Rechtsprechung).Volgens vaste rechtspraak van het Hof beogen de bepalingen van het VWEU inzake het vrije verkeer van personen in hun geheel het de onderdanen van de lidstaten gemakkelijker te maken, op het
grondgebied van de Unie een beroep uit te oe
fenen, en staan zij in de weg aan maatregelen die deze onderdanen zouden kunnen benadelen wanneer zij op het grondgebied van een andere lidstaat een eco
nomische activiteit willen verrichten (zie met name arrest Las, C-202/
...[+++]11, EU: C: 2013: 239, punt 19 en aldaar aangehaalde rechtspraak).