Im dritten Teil des einzigen Klagegrunds führen die klagenden Parteien einen Verstoss gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung an, da durch die Beschrei
bung des Begriffs « gewinnbringende Tätigkeit » in dem durch die angefochtene Bestimmung eingeführten Paragraphen 5 von Artikel 1 des Gesetzes vom 21. April 1965 ein Behandlungsunterschied eingeführt werde zwischen einerseits den Reisebüros als Wirtschaftseinheit, von denen nicht mehr verlangt werde, dass sie « wirtschaftlich », das heisst gewinnbringend, handelten, und andererseits allen anderen Wirtschaftse
inheiten, von denen dies ...[+++] wohl erwartet werde, « so dass implizit, aber eindeutig gegen die Artikel 10 und 11 der koordinierten Verfassung verstossen wird ».In het derde onderdeel van het enige middel voeren de verzoekende partijen de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet aan, doordat, ingevolge de omschrijving van het begrip « winstgevende werkzaamheid » in de door de bestreden bepaling ingevoerde paragraaf 5 van artikel 1 van de wet van 21 april 1965, een verschil in behandeling wordt ingevoerd tussen, enerzijds, de reisbureaus als economisch
e entiteit, waarvan niet langer wordt vereist dat ze « economisch », namelijk winstgevend, handelen, en, anderzijds, alle andere economische entiteiten waarvan dat wel wordt verwacht, « waardoor impliciet maar duidelijk de artikelen 10 en
...[+++] 11 van de gecoördineerde grondwet [worden] geschonden ».