6. nimmt die Festlegung einer Reihe von Verhaltenskodizes für die Kommission (Verhaltenskodex für Mitglieder der Kommission, Verhaltenskodex für die Beziehungen zwischen den Kommissionsmitgliedern und ihren Dienststellen, Kodex für gute Verwaltungspraxis in den Beziehungen der Bediensteten der Europäischen Kommission zur Öffentlichkeit) zur Kenntnis; bekräftigt seinen Standpunkt, dass diese Texte eine Rechtsgrundlage besitzen müssen; fordert die Kommission daher auf, die beiden erstgenannten Kodizes gemäß Artikel 218 Absatz 2 EG-Vertrag in ihre Geschäftsordnung aufzunehmen, wie sie dies auch mit ihrem Beschluss vom 17. Oktober 2000 beim dritten Verhaltenskodex getan hat, und auch Sanktionen für Verstöße vorzusehen;
6. neemt kennis van de opstelling van een reeks gedragscodes voor de Commissie (gedragscode voor Commissieleden, gedragscode voor de betrekkingen tussen de Commissieleden en hun diensten en gedragscode voor de betrekkingen van het personeel van de Commissie met het publiek); herhaalt zijn standpunt dat deze codes een rechtsgrondslag dienen te hebben; roept de Commissie er derhalve toe op de eerste twee bovengenoemde gedragscodes in haar Reglement van orde op te nemen, overeenkomstig artikel 218 van het EG-Verdrag, zoals zij ook gedaan heeft in haar besluit van 17 oktober 2000 tot wijziging van haar Reglement van orde met de derde gedragscode en ook te voorzien in straffen in het geval van inbreuk op deze bepalingen;