5. stellt fest, dass 2006 68 Prozent der EEF-Budgethilfe in Form einer sektorbezogenen Budgethilfe geleistet wurde, die gezielter vergeben wird als die allgemeine Budgethilfe und somit risikoärmer ist; stellt die „dynamische Auslegung“ der Kommission bezüglich der Auswahlkriterien für die Budgethilfe in Frage, die dem Rechnungshof zufolge die Risiken erhöht; vertritt die Auffassung, dass Budgethilfe nur für die Länder geleistet werden sollte, die bereits Mindeststandards einer zuverlässigen Verwaltung der öffentlichen Finanzen erfüllen;
5. merkt op dat in 2006 68% van de begrotingssteun uit het EOF werd verleend in de vorm van sectorale begrotingssteun, die gerichter van opzet is dan algemene begrotingssteun en waaraan derhalve geringere risico's zijn verbonden; heeft twijfels omtrent de door de Commissie toegepaste "dynamische interpretatie" van de criteria die worden gehanteerd om voor begrotingssteun in aanmerking te komen en waaraan volgens de Rekenkamer een hoger risico is verbonden; is van mening dat begrotingssteun alleen moet worden toegekend aan landen die reeds voldoen aan minimale geloofwaardigheidsnormen voor het beheer van overheidsfinanciën;