Ferner soll die IBB aus der BGB herausgelöst und die IBB-Zweckrücklage (das bereits oben erwähnte, seinerzeit auf die LBB übertragene Kapital der ehemaligen Wohnungsbau-Kreditanstalt — „WBK“), soweit dies nicht die Unterschreitung einer Kernkapitalquote von 6,0 % bzw. einer Gesamtkapitalquote von 9,7 % zum Stichtag 1. Januar 2004 zur Folge hätte, an das Land Berlin zurückgezahlt werden (siehe Randnummer 279).
Voorts moet IBB worden losgemaakt uit BGB en moet de bijzondere reserve van IBB (de hierboven reeds genoemde, destijds aan LBB overgedragen activa van de voormalige Wohnungsbau-Kreditanstalt, hierna „WBK” genoemd), voorzover dit niet leidt tot een lagere ratio van het kernvermogen dan 6,0 % respectievelijk een lagere ratio van het totale vermogen dan 9,7 % op de peildatum 1 januari 2004, aan de deelstaat Berlijn worden terugbetaald (zie overweging 279).