Obgleich die präjudizielle Frage sich auf das Gesetz vom 30. Juni 1971 « über die administrativen Geldstrafen, die bei Verstössen gegen bestimmte Sozialgesetze zur Anwendung kommen » in seiner Gesamtheit bezieht, wird sowohl aus der Formulierung als auch der Begründung der Frage ersichtlich, dass nur die Verfassungsmässigkeit von Artikel 3 dieses Gesetzes in Frage gestellt wird, da er die aufgrund desselben Gesetzes angewandten administrativen Geldstrafen nur dem Arbeitgeber auferlegt.
Hoewel de prejudiciële vraag betrekking heeft op de wet van 30 juni 1971 « betreffende de administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op sommige sociale wetten » in haar geheel, blijkt uit zowel de formulering als de motivering van de vraag dat alleen de grondwettigheid van artikel 3 van die wet in het geding is doordat het de administratieve geldboeten die op grond van dezelfde wet worden toegepast, alleen aan de werkgever oplegt.