Vertaling van "seiner aufgabe einzuräumen " (Duits → Nederlands) :

32. sieht der Erfüllung seiner Konsultationsfunktion gemäß Artikel 128 Absatz 2 des Vertrags im Hinblick auf die Überarbeitung der Beschäftigungsleitlinien erwartungsvoll entgegen; fordert die Kommission und den Rat nachdrücklich auf, dem Parlament die erforderliche Zeit und jedenfalls nicht weniger als fünf Monate zur Wahrnehmung seiner Aufgabe einzuräumen;
32. verheugt zich op de uitoefening van zijn raadplegende rol, zoals omschreven in artikel 128, lid 2 van het Verdrag, met het oog op de herziening van de werkgelegenheidsrichtsnoeren; dringt er bij de Commissie en de Raad op aan het Parlement voldoende tijd en in elk geval minimaal vijf maanden te gunnen om zich van zijn taak te kwijten;

31. sieht der Erfüllung seiner Konsultationsfunktion gemäß Artikel 128 Absatz 2 des Vertrags im Hinblick auf die Überarbeitung der Beschäftigungsleitlinien erwartungsvoll entgegen; fordert die Kommission und den Rat nachdrücklich auf, dem Parlament die erforderliche Zeit und jedenfalls nicht weniger als fünf Monate zur Wahrnehmung seiner Aufgabe einzuräumen;
31. verheugt zich op de uitoefening van zijn raadplegende rol, zoals omschreven in artikel 128, lid 2 van het Verdrag, met het oog op de herziening van de werkgelegenheidsrichtsnoeren; dringt er bij de Commissie en de Raad op aan het Parlement voldoende tijd en in elk geval minimaal vijf maanden te gunnen om zich van zijn taak te kwijten;

34. sieht der Erfüllung seiner Konsultationsfunktion gemäß Artikel 128 Absatz 2 des Vertrags im Hinblick auf die Überarbeitung der Beschäftigungsleitlinien erwartungsvoll entgegen; fordert die Kommission und den Rat nachdrücklich auf, dem Parlament die erforderliche Zeit und in jedem Fall mindestens fünf Monate zur Wahrnehmung seiner Aufgabe einzuräumen;
34. verheugt zich op de uitoefening van zijn raadplegende rol, zoals omschreven in artikel 128, lid 2 van het Verdrag, met het oog op de herziening van de werkgelegenheidsrichtsnoeren; dringt er bij de Commissie en de Raad op aan het Parlement voldoende tijd en in elk geval minimaal vijf maanden te gunnen om zich van zijn taak te kwijten;