Wie in dem unter B.6.1 genannten Urteil des Staatsrats hervorgehoben wurde, wurde die Einreichung eines Schriftsatzes für die klagende Partei durch Artikel 21 Absatz 2 der koordinierten Gesetze über den Staatsrat zur Pflicht gemacht, wenn diese Partei verhindern will, dass das Nichtvorhandensein des erforderlichen Interesses festgestellt wird.
Zoals in het sub B.6.1 vermelde arrest van de Raad van State is gesteld, is het indienen van een memorie door artikel 21, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State tot een verplichting gemaakt voor de verzoekende partij, indien ze wil vermijden dat de afwezigheid van het vereiste belang zou worden vastgesteld.