Schließlich führen die klagenden Parteien im zweiundzwanzigsten Klagegrund an, dass Artikel 464/38 §§ 1 und 2 des Strafprozessgesetzbuches, eingefügt durch Artikel 6 des Gesetzes vom 11. Februar 2014 (II), einen Verstoß gegen Artikel 13 der Verfassung, gegebenenfalls in Verbindung mit Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention, beinhalte, indem gegen eine Entscheidung des Magistrats des ZOSE zur Veräußerung der Güter, die im Rahmen der strafrechtlichen Volls
treckungsermittlung sichergestellt worden seien, für eine hierdurch geschädigte Person kein Rechtsmittel mögli
...[+++]ch sei bei einem Gericht, das den Erfordernissen im Sinne von Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention entspreche. Ten slotte voeren de verzoekende partijen in het tweeëntwintigste middel aan dat artikel 464/38, §§ 1 en 2, van het Wetboek van strafvordering, ingevoegd bij artikel 6 van de wet van 11 februari 2014 (II), een schending uitmaakt van artikel 13 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, doordat tegen een beslissing van de magistraat van het COIV tot vervreemding van de goederen die in het kader van het strafrechtelijk uitvoeringsonderzoek in beslag genomen worden, voor een persoon die hierdoor benadeeld wordt geen rechtsmiddel openstaat bij een rechterlijke instantie die voldoet aan de vereisten van artike
...[+++]l 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.