(1) Drittstaatsangehörige, die Inhaber eines einheitlichen Visums sind, genießen im gesamten Gebiet der Mitgliedstaaten während der Gültigkeitsdauer des Visums Reisefreiheit, wenn sie die nachstehenden, in Artikel 5 Absatz 1 des Schengener Durchführungsübereinkommens für das Überschreiten der Außengrenzen vorgesehenen Voraussetzungen erfüllen:
1. Onderdanen van derde landen die houder zijn van een eenvormig visum kunnen vrij reizen op het grondgebied van de lidstaten gedurende de geldigheidsperiode van het visum, mits zij voldoen aan de voorwaarden van artikel 5, lid 1 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen inzake het overschrijden van de buitengrenzen :
