1. Wenn in dem Ermittlungsverfahren eines Mitgliedstaats zur Aufdeckung terroristischer Straftaten schwierige und aufwendige Ermittlungen mit Bezügen zu anderen Mitgliedstaaten durchzuführen sind oder wenn infolge des zugrunde liegenden Sachverhalts ein koordiniertes und abgestimmtes Vorgehen in den beteiligten Mitgliedstaaten erforderlich wird, bilden die Mitgliedstaaten gemeinsame Ermittlungsgruppen gemäß dem Rahmenbeschluss vom 13. Juni 2002.
1. Wanneer onderzoek door een lidstaat van strafbare feiten van terroristische aard moeilijke en veeleisende naspeuringen vergt met verbanden naar andere lidstaten of wanneer de omstandigheden van het geval een gecoördineerd of onderling afgestemd optreden tussen de betrokken lidstaten vereisen, zetten de lidstaten gemeenschappelijke onderzoeksteams op overeenkomstig het kaderbesluit van 13 juni 2002.