In Artikel 10 wird festgelegt, dass der Leiter der Vertretung seine Direktions- und Koordinierungsrolle ausübt, unbeschadet der von der Sache her autonomen Ausübung der Ämter der Gemeinschafts- und/oder Regionalvertreter entsprechend den den Gemeinschaften und/oder Regionen erteilten Befugnissen.
Artikel 10 stelt dat het posthoofd zijn leidinggevende en coördinerende rol vervult onverminderd de autonome uitoefening ten gronde van de functie van de vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en/of de Gewesten, overeenkomstig de aan de Gemeenschappen en/of de Gewesten toegekende bevoegdheden.