(1) Bei den Zahlungen für Hopfen können die Mitgliedstaaten bis zu 25 % des Anteils der nationalen Obergrenzen gemäß Artikel 41, der auf die in Anhang VI genannten Zahlungen für die Hopfenanbaufläche und die Beihilfe für die vorübergehende Stilllegung und Rodung entfällt, einbehalten.
(1) Om betalingen voor hop te doen kunnen de lidstaten tot 25% inhouden van het gedeelte van de in artikel 41 bedoelde nationale maxima dat overeenkomt met de in bijlage VI genoemde areaalsteun voor hop en steun voor het tijdelijk uit productie nemen en rooien van hoppercelen.