(5) Für die Zwecke von Absatz 3 kann ein Mitgliedstaat auf der Grundlage objektiver Kriterien vorsehen, dass im Falle von Verkauf, Abtretung oder Ablauf der Pacht für die Gesamtheit oder einen Teil der landwirtschaftlichen Flächen, die nach dem gemäß Artikel 28c Absatz 3 festgesetzten Zeitpunkt und vor dem gemäß Artikel 26 festgesetzten Zeitpunkt erfolgen, die Erhöhung oder ein Teil der Erhöhung des Wertes der Zahlungsansprüche, die dem betreffenden Betriebsinhaber zugewiesen würden, der nationalen oder regionalen Reserve zugeschlagen wird, wenn die Erhöhung für den betreffenden Betriebsinhaber zu einem unerwarteten Gewinn führen würde.
Voor de toepassing van lid 3 kan een lidstaat op basis van objectieve criteria bepalen dat, in geval van verkoop, afstaan of verstrijken van de huur van landbouwareaal of een gedeelte daarvan na de uit hoofde van artikel 28 quater, lid 3, vastgestelde datum en vóór de uit hoofde van artikel 26 vastgestelde datum, de toename van de waarde van de toeslagrechten die aan de desbetreffende landbouwer zouden worden toegewezen, geheel of gedeeltelijk vervallen aan de nationale reserve indien de toename voor de landbouwer in kwestie een uitzonderlijke winst zou opleveren.
