(5) Die Mitgliedstaaten untersagen juristischen Personen, die vor dem 12. Januar 2016 in ihrem Hoheitsgebiet Tätigkeiten von Zahlungsauslösedienstleistern und Kontoinformationsdienstleistern im Sinne dieser Richtlinie ausgeübt haben, nicht, dieselben Tätigkeiten in ihrem Hoheitsgebiet während der Übergangsfrist nach den Absätzen 2 und 4 im Einklang mit dem derzeit geltenden Rechtsrahmen weiterhin auszuüben.
5. De lidstaten verbieden niet dat rechtspersonen die vóór 12 januari 2016 op hun grondgebied activiteiten van betalingsinitiatiedienstaanbieders en rekeninginformatiedienstaanbieders in de zin van deze richtlijn hebben verricht, dezelfde activiteiten op hun grondgebied blijven uitoefenen tijdens de overgangsperiode bedoeld in de leden 2 en 4 in overeenstemming met het vigerende regelgevingskader.